Kanttekeningen bij de beantwoording van de brief van Consument en Biotechnologie aan de heer R.A. Verlinden (Vomigen).

Amsterdam, 20 oktober 1999.

Kanttekeningen bij de beantwoording van de brief van Consument en Biotechnologie aan de heer R.A Verlinden, Vomigen, Rotterdam, dd 29-09-1999

Betreft:
Rapport door Tomoko Fujii, Takaro Ohata en Matsue Horinaka, van de Teikyo University School of Medicine, Tokyo: Alterations in the Response to Kainic Acid in Rats Exposed to Glufosinate Ammonium, a Herbicide, during Infantile Period.
Dit onderzoek was het begin van een research getiteld: “Transgenerational Effects of Man-made Environmental Toxic Agents Contaminating the Earth”. Deze studie werd ondersteund door het Ministry of Education, Science, Sports and Culture. Grants-in-Aid no.05278114

  1. De hoogte van de dosering zou een discussiepunt zijn.
    Dit is onzin. De hoogte is gewoon vermeld, nl. 1 mg/kg subcutaan.
    Dat deze dosering gekwalificeerd moet worden als “laag” volgt uit het feit, dat de laagste dosering, waarbij nog geen effect werd geconstateerd bij toediening volgens de een of andere route (oraal, dermaal, inhalatie, subcutaan, intraveneus, intraperitoneaal, enteraal, parentaal) bij andere proeven 2 mg/kg is.E. Ebert et al. Hoechst in: “Summary of Safety Evaluation Toxicity Studies of GLA” geeft een aantal No Observable Effect Levels in verschillende proefopstellingen, bij verschillende dieren, verschil in toedieningsroute, verschil in gezochte effecten.Volgens Hoechst: die laagste NOEL is 2mg/kg.Uit genoemd rapport, blz.148: “In summary, it can be stated that the lowest NOEL of 2 mg GLA/kg body weight/day, established in a chronic (24-month) feeding study in rats, has been verified by special investigations into the mode of action of GLA. Since the toxicological data for GLA indicated no genotoxic, carcinogenic or teratogenic, potential or other special toxicological hazards, a safety factor of 100 seems to be sufficiently conservative for establishing an Acceptable Daily Intake (ADI) value. For these reasons an ADI of 0.02 mg/kg body weight/day is proposed for GLA.”Dat de toedieningsroute geen realistische blootstellingsroute is en wellicht effectiever of ook minder effectief is dan een andere blootstellingsroute, doet echt niet ter zake!
    Over de effecten van de blootstelllingsroute kan onderzoek worden gedaan. In de brief van Consument en Biotechnologie wordt “gespeculeerd”; het is geen “discussie-punt”. De hoogte van de dosering staat vast.In het jaarverslag van Consument en Biotechnologie 96/97 werd:
    a) de hoogte van de dosering niet vermeld, zodat de lezer niet zelfstandig kon oordelen. – heel misleidend -.
    b) de exacte bibliografische gegevens van het artikel van Fujii waarop de “discussie” betrekking had, zijn afwezig, en het zou heel wel mogelijk zijn, dat er andere proeven met andere doses dan 1 mg/kg bestaan. Maar dit blijft nu in de mist hangen.
  2. Als bij een dosering een effect wordt geconstateerd, dan bestaat de kans, dat het effect maximaal is, dat er een “plafond” is bereikt. Een verdere verhoging van de dosering zal niets aan het effect veranderen.Om de gedachten te bepalen, een voorbeeld. Als met een dosering van x gram alle dieren sterven, zullen bij een 2x hogere dosis ook alle dieren sterven.Uit de cijfers van Fujii blijkt, dat hogere doseringen dan 1mg/kg GEEN noemenswaardig extra effect oplevert.Er is dus bij 1 mg/kg reeds een plafond bereikt (in DIT opzicht is 1 mg/kg dus een hoge dosis, terwijl dit t.a.v. de gepubliceerde en aan de ADI ten grondslag gelegde waarde van 2mg/kg “laag” is).Wat het No Observable Effect Level (NOEL) van deze proef met jonge ratjes is, is onbekend. Het is misschien wel 100x lager dan 1 mg/kg!!!
  3. Dat de blootstellingsroute niet echt relevant is, blijkt uit een proef van Fujii, waarbij de zogende moeder in het voer glufosinaat krijgt toegediend. (uit Cancer Causes and Control, Vol.08, Issue 03: Transgenerational effects of maternal exposure to chemicals on the functional Development of the brain in the offspring.De ratjes welke bij haar drinken vertonen dezelfde effecten als bij de subcutane injectie in het eerder genoemde voorbeeld. Hierbij zien we, dat hoewel subcutaan niet realistisch is, het wel indicatief kan zijn voor een andere realistische route.
  4. Een “terzijde”
    Het effect waarover we het hebben, nl. de respons op kainic acid kunnen we vermoedelijk interpreteren als een verstoring in de aanleg van een klasse neuro-transmitter-receptoren.
  5. Slotconclusie
    Er is in het Jaarverslag Consument en Biotechnologie 1996/1997 een marketing strategie gebruikt:

Feiten zijn gebagatelliseerd, misleidend geïnterpreteerd en onjuist geciteerd, alles op een volkomen ONwetenschappelijke manier.

J. van der Meulen, L. Eijsten.


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.