Bezwaarschrift tegen Besluit tot toelating van het bestrijdingsmiddel LIBERTY onder nr. 8906N.

Bezwaarschrift tegen Besluit tot toelating van het bestrijdingsmiddel LIBERTY onder nr. 8906N.

STICHTING T.S.S.
TEGEN SCHADELIJKE STOFFEN IN HET LICHAAM

Amsterdam, 9 september 2003.

Het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen.
Postbus 217,
6700 AB WAGENINGEN

Mijne Heren,

Betr. Bezwaarschrift tegen Besluit tot toelating van het bestrijdingsmiddel LIBERTY onder nr. 8906N, d.w.z. verlenging tot 1 juli 2005; datum Besluit 1 augustus 2003.

De Raad van State heeft op 10 augustus 2003 geoordeeld, dat de Bestrijdingsmiddelenwet van 1962 in een bepaald geval gaat boven de Wet Openbaarheid Bestuur.

In art. 22 van de Bestrijdingsmiddelenwet staat, dat geheimhouding niet geldt voor stoffen van een bestrijdingsmiddel die schadelijk zijn voor de mens, of voor dieren of planten, m.a.w. belangen van de Volksgezondheid gaan boven de commerciële belangen dat is ook in lijn met Richtlijn 2001/18 EG.

Mensen die met bestrijdingsmiddelen werken hebben het recht om te weten aan welke stoffen zij blootstaan. Deze lijn doortrekkende: publiek heeft ook het recht om te weten aan welke stoffen zij blootstaan als hij op straat loopt: of in parken (openbaar groen), op grasland, op de grensstrook tussen wegen en paden, fabrieksterreinen, bestratingen, bij weg- en plantsoenbeplantingen – vele plaatsen waar publiek komt.

Te meer, daar van overheidswege het publiek in b.v. parken niet beschermd wordt tegen voor hen schadelijke stoffen.

Liberty werd voorlopig (tot zomer 2005) op juridische gronden toegelaten voor toepassing in o.a. mais, andere gewassen, grasland, weg- en plantsoenbeplanting, onder vangrails, rondom verkeersborden, op permanent onbeteelde terreinen. Heel relevant: in de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven verleden jaar werd niettemin gemeld, dat de samenstelling van Liberty dat toen aan de orde was NIET gebruikt werd in openbaar groen. Wat is die nieuwe samenstelling Liberty – onder dezelfde naam?

Betr. grasland: hier mag vee NIET WEIDEN gedurende zeven dagen na toepassing van Liberty. (samenstelling?) Moeten landbouwers dat niet weten? Gezien de toepassing o.a. in parken wordt de mens dus losgelaten op terreinen waar vee niet mag komen.

(de mens eet geen gras, maar loopt wel rond in de drift van het herbicide. Konijnen kun je niet tegenhouden, In dit opzicht is vlees bij de poelier gekocht NIET VEILIG.

Is de gezondheid van de mens ONDERGESHIKT aan die van vee? Een vraag voor onze Minister van LNV.

Lacune – zie art. 3.1-10 Bmw.

Het is duidelijk, dat parken gedurende een bepaalde tijd na bespuiting met pesticiden GESLOTEN MOETEN BLIJVEN.

Het is ook duidelijk, dat iedereen het recht heeft te weten wat de gevaren zijn van bespuiten met pesticiden. De burgers zijn nu niet bepaald onmondig, en zij behoren WEL te weten waaraan zij blootgesteld werden, resp, blootgesteld ZULLEN WORDEN.

Dan kan de dermatoloog juist handelen wanneer een patient bij hem komt met klachten over b.v. dermatitis. Nu is het zo, dat de dermatoloog moet zeggen, dat hij geen expertise heeft met betrekking tot dermatitis tengevolge van DRIFT van pesticiden. De meeste patienten kunnen hem ook niet veel meedelen. DIT IS EEN ONHOUDBARE TOESTAND, speciaal- uit het oogpunt van de VOLKSGEZONDHEID.

Om gezondheidsredenen (tengevolge van sensibilisering door Finale SL14) en voor het gevaar van besmetting met o.a. de formuleringen van Finale SL14 en Liberty SL18 kan ik niet meer in openbaar groen verblijven. Hier speelt. weer een ” mystificatie” Dus om weer die schadelijke gevolgen van Liberty/Finale te ontwijken, kan ik dus nog steeds niet in openbaar groen verblijven, net zo min als hier en daar op straat.

Voor mijn veiligheid en die van anderen (groepsbelang) wil ik absoluut weten wat de samenstelling is van Liberty SL18 en Finale SL14, die nu in het openbaar groen en op straat gebruikt kunnen gaan worden – sinds de Gemeente AMSTERDAM het Milieu-beleidsplan heeft ingetrokken.

Dit Milieu-beleidsplan werd geadviseerd door ALTERRA. Hoewel in het algemeen de provincies welwillend staan over deze milieu-beleidsplannen, ligt ” Amsterdam/Mevr. May” dwars. Dit houdt in, dat de Amsterdammers blootgesteld gaan worden aan de schadelijke effecten van pesticiden, welke dat ook zijn (Liberty kan toegepast worden tesamen met een bodemherbicide zoals glyfosaat). Dit heeft niets te maken met verbouw van mais bulten de steden, maar is EEN GEVAAR VOOR DE STEDELINGEN.

HET IS DUS VAN HET GROOTSTE BELANG VAN IEDEREEN te weten wat we op en IN ONS LICHAAM krijgen, en de daarbij behorende schadelijke effecten.

Hier ligt een verantwoordelijkheid van het CTB – Bmw werd ondertekend door 3 MINISTERS.

Niet alleen de werkers met bestrijdingsmiddelen zijn dus betrokken bij de toepassing van bestrijdingsmiddelen. HET PUBLIEK IS NIET ALLEEN EVENEENS BETROKKEN BIJ DIE TOEPASSING MAAR OOK NOG IN GROTERE MATE DAN DE WERKERS – MET LICENTIE – MET DIE STOFFEN. Die werkers dragen beschermende kleding.

HET ARGELOZE PUBLIEK KRIJGT DE VOLLE LAAG – van de drift, en wordt de rest van zijn leven ziek gemaakt. Aan dit punt voor de volksgezondheid werd door de Minister geen aandacht gegeven. Lacune – zie art. 2:7 Bmw.

De wet beoogt uiteraard geen openbare discussie over methoden op basis van onbevoegd onderzoek en advies.

Burgers moeten meedenken, kennis en ervaring aanleveren. In 2008 moeten inzicht en gezondheidsaspecten gerelateerd aan milieu duidelijk in beeld zijn gebracht,en meegewogen worden bij o.a. ruimtelijke beslissingen. Nu al aan gaan beginnen! Hieraan moet iedereen meedenken. Hier ligt de verantwoordelijkheid van de burgers – allen – en niet slechts bij de chemische industrie en de werkers met pesticiden.

LOKALE OVERHEDEN MOETEN ZICH INSPANNEN BEPAALDE RISICOGROEPEN TE BESCHERMEN TEGEN GEZONDHEIDSRISICO’S. DIT IS VAN GROTER BELANG DAN DE BELANGEN VAN DE COMMERCIE.

Door toenemend inzicht is de burger bewuster van de effecten van bepaalde activiteiten op gezondheid en veiligheid, en vraagt derhalve een beter en veiliger milieu: IEDERS ROL EN VERANTWOORDELIJKHEID (ook van het CTB) IS EEN VEREISTE. Hiermee is in tegenspraak de mening van onze Minister van die voorstander is van MINDER INSPRAAK van de burger!!

Aan de orde in deze brief is het bestrijdingsmiddel op basis van glufosinaat-ammonium/GLA. In ons lichaam krijgen we niet alleen de werkzame stof GLA. maar ook de “inerts” van de formulering, zoals propaandiol (propyleenglycol), AES (alkylethersulfaat), formaldehyde (als vervuiling bij de productie van propaandiol, en aanwezig in glyfosaat).

Het is bekend, dat het herbicide in de herbicide-resistente mais – resistent voor Liberty – in de plant wordt geacetyleerd en in het darmkanaal van het vee weer teruggevormd wordt in het originele herbicide, hetwelk vervolgens via de poriën in de darm terecht komt in het bloed en vlees en klieren (melk). Opmerking: verschillende landbouwhuisdieren hebben poriën van verschillende grootte…(dikke darm).

Propaandiol komt dus in het lichaam (van de mens) via voedsel, en eveneens via cosmetica en farmaceutische producten en ook via de DRIFT van pesticiden – met sensibilisatie als gevolg.

Later – door de metabolic pathway – komt de ellende van dermatitis bij herhaald contact met de stoffen uit het herbicide (propaandiol).

ERNSTIG IS, DAT DE TESTS OM DERMATITIS DOOR HERBICIDEN OP TE SPOREN – IN CASU DOOR PROPAANDIOL – WERELDWIJD – ZWAAR MISLEIDEND ZIJN, HETGEEN IK FRAUDULEUS ZOU WILLEN NOEMEN.

Door de dermatoloog wordt een toneelstuk opgevoerd of liever “een rad voor ogen gedraaid” (persoonlijke ervaring) bij het uitvoeren van de commerciële test,

nl. met – een te laag gehalte propaandiol –

als vehicle (drager) VASELINE,

waardoor nooit bewezen kan worden dat dermatitis ontstaat tengevolge van het herbicide en ik klaag dan ook dermatologen aan, die een dergelijke zwaar misleidende test toepassen. Zij weten dondersgoed dat een dergelijke test – misschien wel “veilig” is.- maar niets bewijst.

Een test, die wel dermatitis aantoont tengevolge van propaandiol, is

10 – 20% propaandiol 0P WATER

ermee rekening houdende, dat

Finale S114 voor ca. 10% bestaat uit propaandiol.

De op mij toegepaste commerciële test was: 0.1 – 0.3 -1 – en 3% Finale SL 14 op VASELINE, om dermatitis am te tonen tengevolge van “drift” van dat herbicide.

Art. 3:1-b-c-d: Hier gaat het om testmethoden, die onze Minister heeft vastgesteld of goedgekeurd, resp. die krachtens deze wet aanvaardbaar zijn.

Hier moet ik helaas constateren, dat de Minister van VWS de commerciële test (dus op basis van VASELINE) die door dermatologen wordt toegepast – aanvaardbaar vindt. Ik vind dat zeer laakbaar, helaas.

Art. 3:1-b Bmw: “Een bestrijdingsmiddel wordt slechts toegelaten indien de aard en de hoeveelheid van de werkzame stof en zo nodig de in toxicologisch en ecotoxicologisch opzicht belangrijke onzuiverheden en hulpstoffen en omzettingsproducten kunnen worden bepaald overeenkomstig de bij communautaire maatregel vastgestelde methoden of voor zover deze methoden door onze betrokken Minister zijn vastgesteld of worden goedgekeurd”.

N.a. hiervan en mede n.a.v. de volgende artikelen van Bmw

3:1-c
3:1-d
3:2-a
3:2-b
3:3-a-b-c

merk ik het volgende op. Tijdens het spuiten met het bestrijdingsmiddel ontstaat DRIFT. Ondanks vele pogingen is drift niet te voorkomen. Drift blijft lang hangen, mede afhankelijk van de meteorologische omstandigheden en kan afstanden bereiken van 1200 mtr. tot 3000 mtr. – volgens de stand van wetenschappelijke technische kennis.

Dit is onaanvaardbaar zonder bescherming van het publiek. De AANNAME dat drift slechts de afstand van 1 meter aflegt, is dus foutief. Deze foutieve aanname is al reden tot niet toelating van het herbicide.

Art. 5:2-al en -b Bmw: Zoals hiervoren genoemd. Hierbij komt de veiligheidstermijn waarbinnen b.v. publiek in openbaar groen weggehouden moet worden in zicht, m.a.w. sluiting van parken etc. Minstens moet bij de ingang duidelijk aangegeven worden dat men rechtsomkeert dient te maken wegens toepassing van herbiciden, anders stelt met zich aan gevaar bloot. Dit gevaar is doodgewoon vermijdbaar: niet met herbiciden werken, oorzaak opheffen.

Art. 5a:lg Bmw: De Minister kan voorschriften geven omtrent het rekeninghouden met de V00RDELEN van het gebruik van herbiciden. Is dit de Minister van LNV of VWS? Logischerwijs behoort de Minister ook op de nadelen te wijzen als de Minister tenminste met beide benen op de grond staat. De Minister van VWS is aangewezen om op de GEZONDHEIDSSCHADELIJKE effecten te wijzen. En is dus kennelijk in gebreke gebleven. Lacune.

Art, 7:lb Bmw: Gezien de door de Minister geaccepteerde commerciële test (zie hierboven) die de sensibilisering door een van de stoffen uit de formulering, t.w. propaandiol.(en ook formaldehyde) uiteraard niet kan aantonen, en welke test zwaar misleidend is, wil ik het College in overweging geven de toelating van het onderhavige bestrijdingsmiddel in te trekken in het belang van de volksgezondheid.

Op misleiding mogen geen besluiten worden genomen.

Art. 13:2f: Over “testmethoden”: door de misleidende test wereldwijd, kan het bewijs van het ontstaan van dermatitis t.g.v. propaandiol niet geleverd worden. Op die manier worden ook BEROEPSZIEKTEN in verband met bestrijdingsmiddelen niet gemeld – of komen niet boven water! Dit is een ONRECHTMATIGE DAAD, genaamd BEDROG.

Over tot bezorgdheid aanleiding gevende stof zegt Art. 1:j: Iedere stof, met uitzondering van de werkzame stof (!) die als intrinsieke eigenschap heeft, dat zij een schadelijk effect heeft op mensen, dieren, milieu, en die in een biocide in voldoende concentratie aanwezig is of ontstaat om een dergelijk effect te veroorzaken. Een herbicide heeft een “licence to kill”.

Ongetwijfeld bent U bekend met MCS (Multiple Chemical Sensitivities), waarover in 1992 een workshop in de USA werd gehouden, waar 18 vooraanstaande wetenschappers een verslag van 160 pagina’s volschreven; In het kort: wanneer men eenmaal in het lichaam een schadelijke stof heeft opgenomen, dan is voor een volgende stof slechts een minimale hoeveelheid nodig om voortschrijdende schade aan andere organen te veroorzaken.

Nogmaals: de formulering van pesticiden is schadelijker voor de gezondheid tengevolge van stoffen die aan de werkzame stof toegevoegd worden. Dit is algemeen bekend.

Hierover zijn honderden valabele documenten en ik ben bezig hierover een lijst met uittreksels te maken van de documenten in mijn bezit – een hele klus. Herbiciden schaden de hoedanigheid van voedingsmiddelen. Propaandiol in voeding is POTENTIEEL SCHADELIJK (Prof.Dr, de Wolff, toxicoloog) en ontoelaatbaar. Volgens het Duitse Lebensmittelgesetz is propaandiol “strengstens verboten” in voeding.

Nog even: Chemici smeren zich regelmatig in met vaseline
om zich te wapenen tegen ongelukjes (met hydrofiele stoffen zoals zoutzuur, zwavelzuur).

Het is dus onjuist om vaseline als verdunning te gebruiken voor een hydrofiele stof.

De WATERKWALITEIT staat ondanks verbeteringen nog steeds onder druk, voldoet op veel meetpunten niet aan de minimum eisen.

Grondwater is soms zo sterk vervuild met o.a. bestrijdingsmiddelen, dat winningsputten moeten worden afgesloten. In het voorjaar moet regelmatig inname van oppervlaktewater worden gestaakt wegens onkruidbestrijdingsmiddelen. Er moet steeds meer gezuiverd worden. (Alterra)

Toxiciteit van onbekende stoffen is een zeer groot ernstig probleem. Eenmaal vrijgekomen uit de micro-organismen zijn ze praktisch niet meer te verwijderen (en blijven ook na het koken van water intact).

Gevaar van waterbloei wordt stelselmatig onderschat met catastrofale gevolgen. Helaas zijn er absoluut onvoldoende middelen geinstalleerd om de waterbereiding te kunnen beheersen.

Primair is de fosfaatbelasting tengevolge van de landbouw zeker belangrijk, maar door de elkaar versterkende werking van de diverse herbicide-bestanddelen leggen dus de grazers/vissen het eerst het loodje. Daarnaast zijn de tests tot op heden te smal om de verstorende werking in het eco-systeem in beeld te brengen.

Het Nationaal Milieu Beleidsplan richt zich o.a. op bestrijdingsmiddelen op provinciaal niveau, Het Provinciaal Wegenbeheer adviseert onkruidbeheer ZONDER BESRTIJDINGSMIDDELEN. Ook gebruik van bestrijdingsmiddelen op bedrijfsterreinen is een punt van zorg, Bij te hoge risico’s en ter voorkoming van calamiteiten moeten maatregelen genomen worden.

Art. 13c:1 Bmw: Vraag, wordt aan dit voorschrift – periodiek gezondheidskundig onderzoek van werkers met pesticiden – strikt de hand gehouden? Hierover hebben wij indertijd aan de Minister van VWS geschreven.

NATIONALE EN EUROPESE BESLUITVORM. Betreft de vier bestrijdingsmiddelen.

Op 9 augustus 2000 heeft het College het laatst GLA besproken en een aantal zaken bepaald, die in de verlengingstermijn dienden te geschieden, resp. aanvullende vragen dienden beantwoord te worden. Als ik het goed begrijp werden door de producent aanvullende gegevens verstrekt, benevens beoordeling op de aspecten toxicologie en het milieu en aanpassing van de risicobeoordeling van de Volksgezondheid, de toepassers en het milieu (onder dit laatste zal ik maar verstaan: de burgers/publiek!)

Voor de formulering AA onkruid-weg spray dient een acute inhalatiestudie te worden geleverd en de mate van absorptie na dermale blootstelling en de mate van orale blootstelling, enz. En 5 studies over residuen in volggewassen dienen te worden geleverd n.a.v. 5 studies van Hoechst. Zomede overdrachtsstudies rund en kip met alleen GLA ten behoeve van een eenduidige vaststelling van een MLR voor dierlijke produkten.

En verder een aantal gegevens over de werking van de werkzame stof glufosinaat ammonium. (Betr. Kreeftachtigen, vogels, vissen, zuivering afvalwater).
Vraag: waarom werden geen GEGEVENS GEVRAAGD MET BETREKKING TOT HET TOTALE PRODUKT, DE FORMULERING MET ALLE “INERTS” Zoals propaandiol en AES en formaldehyde, en zuivering afvalwater. U hoe zit het met XYLENE?

Waarom werden er geen duidelijke vragen gesteld met betrekking tot gezondheidsschade met betrekking tot de totale formulering, waarmee uiteindelijk gewerkt wordt in de “landbouwpraktijk”. in tegenstelling tot werkzaamheden in laboratoria met GLA technical. Met die formulering komen wij allen in aanraking.

Ik vind die beperking tot vragen over slechts GLA absoluut schadelijk, onverteerbaar. Juist die “inerts” zijn de grotere boosdoeners voor de gezondheid van de bevolking. Zie de honderden valabele documenten. (blz.40 van het Besluit).

Ik teken hierbij dan ook groot bezwaar aan bij de gebrekkige samenstelling van de gestelde vragen, waarop de producent met halve waarheden komen kan HIER WORDT DE BEVOLKING EEN RAD VOOR OGEN GEDRAAID ten koste van de volksgezondheid waarbij het CTB in de kaartspeelt van de producent.

Hoe kan het CTB die gebrekkige vraagstelling VERKLAREN? Het middel op basis van GLA werkzaam voor het doel waarvoor het is bestemd: commerciële belangen en – nogmaals – niet in het belang van de volksgezondheid;

Als ik de zaken niet zou kunnen onderbouwen kan ik niet reageren en mijn belangen niet behartigen,, d.w.z. het is noodzakelijk voor IEDEREEN de samenstelling van de bestrijdingsmiddelen te weten.

Zo noem ik nu de Bti-formulering van VECTOBAC. De inerts in dit middel putten de zuurstof in het water uit. De formulering van TEKNAR -ook een Bti-formulering was acuut giftig voor forelletjes, waarschijnlijk wegens XYLENE als een “inert” in het middel.

Kan het CTB mij mededelen lat de samenstelling van TEKNAR en VECTOBAC is, en zitten daarin ook de inerts welke eveneens in Liberty/Finale voorkomen? En of Methyl Paraben en potassium phosphate ook in Liberty/Finale voorkomen? Deze stoffen werden indertijd geregistreerd als actieve stoffen in pesticiden door de EPA.

Over Glufosinaat ammonium schreef Prof. Frank Comheire, Gent mij een tijdje geleden n.a.v. het artikel van, WATANABE Japan over Apoptose bij muizenembryo’s in vitro:

“De gebruikte methodologie (TUNEL) samen met electronenmicroscopie wordt momenteel aangezien als referentietechniek.

De gerapporteerde waarnemingen ter hoogte van het centraal nerveus systeem zijn van het grootste belang. Dit herinnert mij aan een publicatie omtrent het effect van PCBs op de intellectuele ontwikkeling van kinderen die werden gezoogd door moeders die waren blootgesteld aan, een hoge concentratie PCBs. Deze studie heeft aangetoond dat wanneer de “prenatal exposure to polychlorinated bifenyls” hoger ,ligt dan 1 microgram per gram vetweefsel, de ‘reading mastery/word comprehension’ van de kinderen significant is afgenomen. Men neemt aan dat een prenatale blootstelling van de foetus aan ‘neurotoxische effecten van PCBs hiervoor verantwoordelijk zijn.

Het is niet denkbeeldig, dat een gelijkwaardig effect zich zou voordoen bij prenatale blootstelling van de foetus aan kritische concentraties van ammonium glufosinaat.

Dit is iets om mee te nemen!

Blz. 41 Besluit: Geen meetgegevens zijn beschikbaar voor het voorkomen van, GLA in het grondwater. Zijn er wel gegevens beschikbaar voor het voorkomen van de stoffen in de formulering, de z.g. “inerts”, zoals propaandiol, formaldehyde, AES, xylene (indien deze laatste stof mogelijk ook aanwezig is)? Er wordt niet eens over gesproken om hiernaar te zullen kijken!! LACUNE

Blz. 35 Besluit: Geen adsorptiegegevens beschikbaar voor metaboliet NAG, en derhalve is er geen gevaar/risico voor uitspoeling. Zijn er wel gegevens beschikbaar voor de werking van de overige stoffen in de formulering, zoals propaandiol, AES, formaldehyde (en xylene?). Conclusie dus gebaseerd op onbekende zaken. Natte-vinger-werk; Met bewijzen komen.

Blz. 15 Irreversibiliteit van de effecten in de 40-dags-inhalatie studie bij de rats. Duidelijk gesteld: irreversibel. MCS zegt het iets genuanceerder: bij effecten van de stoffen: afstand nemen van deze stoffen, weggaan, resp. die stoffen elimineren; dan herstellen die effecten zich. Doch bij terugkeer naar de vorige toestand begint de ellende weer opnieuw.

Blz 14 Besluit:”Intoxication occured exclusively with the formulated product. NO SPECIFIC ANTIDOTE IS KNOWN.”

Mijn conclusie: zwaar onverantwoordelijk bezig!

Als ik gelegenheid heb, zal ik in mijn literatuur zoeken naar die antidotes. Zijn er wel (in ieder geval voor glyfosaatvergiftiging in Japan). Liberty en Finale zijn “schadelijk” (via mond, inademing, huid). Irriterend is “wishful thinking”. Eigen ervaring. Ze hebben wel degelijk sensibiliserende eigenschappen. Waar zijn de gegevens hierover. Op huidsensibilisatie kun je wachten, b.v. na de tweede besmetting een jaar later! Lacune

Richtlijn 2001/18EG zegt het zo: Art.9:2-C: Methodiek C2:1 Bepaling van kenmerken die schadelijke effecten kunnen hebben. Alle met de genetische modificatie verband houdende kenmerken van het GGO die schadelijke effecten op de gezondheid van de mens of op het milieu kunnen veroorzaken, moeten worden bepaald. (herbicideresistentie-genen in mais en verder in de voedselketen). Men noemt: ziekten bij de mens, dieren en planten, interacties met andere organismen, wijzigingen in het beheer met inbegrip van landbouwpraktijken;’ en C.2:2: omvang van de gevolgen C:2:4 potentieel schadelijke effecten (van propaandiol in voeding!)

enzovoort

Pag. 44 Besluit: veldstudie moet uitgevoerd worden voor aanvullende informatie over Finale SL14, en dat daarbij met de hoogste doses getest moet worden? Misleidend- Wat is de bovengrens v d. hoogste dosering? Altijd raak! Het is beter te testen met de kleinste dosering (Fujii: 2 mg) die nog effect geeft; Het is zaak eerst studie te maken van verfijndere meettechnieken om de ondergrens te kunnen bepalen!

Bij tests met megadoses legt de regenworm waarschijnlijk hel loodje als een “sitting duck”, of hij heeft de tegenwoordigheid van geest om wel te vluchten, net zoals vissen niet stil zitten te wachten tot zij doodgaan van giftige stoffen in het water.

Overigens: de formulering is toch bekend, en ook de giftige werking daarvan, b.v. van formaldehyde, propaandiol, .AES, xylene ….

Die wormen, vissen, monarchvlinders etc. kunnen natuurlijk wel gedesoriënteerd raken door de “technische vooruitgang” van de mens; zoals walvissen die zich massaal op het strand werpen:

Blz. 11 Besluit: Toxicologically significant compounds: Metaboliet!!!

DE GEHELE FORMULERING IS TOXICOLOGICALLY SIGNIFICANT

Skin sensitization: (test method and result). Hier wordt genoemd de toegepaste Buehler test en Maximization test. Ik stel er prijs op van U het protocol van de toegepaste tests te ontvangen ” Die Buehler test is “less sensitive” “Scientific justification / beredenering should given when the Buchler test is used (volgens A. Wallace Hayes 3rd edition) en het Official Journal of the EU Legislation 1.383A geeft aan over het suitable vehicle: choice of the vehicle should be justified (beredeneerd).

Na deze bloemlezing van de vele onvolledigheden en misleidingen in het onderhavige Besluit, zal het U duidelijk zijn, dat ik vele bezwaren heb tegen bedoeld Besluit.

Met de meeste hoogachting,

STICHTING T.S.S. L. Eijsten
xxxxxxxxxx
xxxxxx Amsterdam
tel. xxxxxxxxxx


Commentaar op bovenstaande stuk stel ik zeer op prijs.


Op onze index pagina vindt u links naar de andere door ons ingediende bezwaarschriften.


Zie ook de pagina van Miep Bos over genetisch gemanipuleerd voedsel

Een en ander

Beschouwing op bezwaarschriften resp. beroepschriften aan VROM en Raad van state

Amsterdam, 11 augustus 2002.

EEN EN ANDER

Allereerst wil ik memoreren de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven in de kwestie van de verlenging van de toelating van het middel Symphonie (werkzame stof flutolamil).

De zaak werd afgewezen omdat – kortweg – “Voormeld advies- rapport louter is gebaseerd op gegevens die van verzoekster zelf (Aventis Crop Science) afkomstig zijn en er geen derde belanghebbende partijen aan het geding deelnamen”.

In deze kwestie kwam ook naar voren, dat de amendementen ingediend door Mevrouw van Ardenne (27085) en de heren Feenstra en Udo dd. 6.11.01 met betrekking tot de toelating van werkzame stoffen (de “inerts” in de formulering zijn schadelijker voor de menselijke gezondheid dan de z.g, werkzame stof) werden aangenomen. Een betreffend amendement (toelating van biociden in maar één lidstaat geldt óók voor Nederland)

“slaat twee vliegen in één klap”:
– enerzijds is maximale toegang verzekerd, en
– anderzijds zijn de betrokken bedrijven niet meer afhankelijk van het CTB”

Versnellen van afhandeling van aanvragen – waarbij de zorgvuldigheid, die nodig is voor een juiste risicobeoordeling, gemakkelijk in het gedrang kan komen – met de zweep in de hand, in dat geval met een vliegenmepper zal ongetwijfeld oppervlakkiger beoordeling in de hand werken, of liever, dat is zeker.

Hieronder wil ik een paar conclusies laten volgen, genoemd in onze bezwaarschriften, resp. beroepsschriften aan VROM en Raad van State (73 stuks), summier genoemd, zonder namen van de producenten en zonder gegevens uit de pleitnota’s!

Bij proeven is werking van darmsap niet bekeken; slechts 5 dagen voederproeven – proeven met onbespoten raapzaad, geen 90 dagen voederproeven; met diverse analysemethoden kan onderscheid worden gemaakt – dus wel substantial equivalence; vlgs. ons onvoldoende nauwkeurige registratie-methoden; grootschalig aanbod van plantendelen met dit gen zal zeer tot verhoogde beschikbaarheid en aanwezigheid van resistentie bij pathogenen leiden (in darm v. mensen en dieren die voor een ziekte behandeld worden (Katoenzaad in veevoer). Corn DBT bevat 2 nieuwe eiwitten aantoonbaar: geen subtantial equivalence: product bestemd voor diervoer, maisgluten, pluimvee. SE/96/3501: risico bij incidenteel gebruik van deze aardappel, of cumulatief risico voor gemeenschap en nageslacht- Veilig?

T25xMon810: Stapeling van risico’s bij beide ouderlijnen. Niet gekeken naar beïnvloeding darmflora; Amerikaanse documenten ontbreken; geen chronische toxiciteitsproeven. enz.; Koolzaad DE/9806: Geen methoden/analyses om onderscheid te maken met andere oliezaden; Thompson versus A.Schulz. Toxicologische consequenties negeren van nieuwe toxic.gegevens- Laakbaar; GA21: dubieuze exercitie in het dossier; GA21 – GB/97/M3/2: ACRE kritiseert wetenschappelijke onderbouwing als onder de maat (3.2.99); toxiciteit onvoldoende getest, Info onvoldoende, onbetrouwbaar voor toelating; Zonnebloemen: paraplu-constructie misleidend voor het publiek; Suikerbieten: waar komen de GLA-residuen terecht? In de melasse?; koolzaad: 2 verschillende antibiotica- genen kanamycine en hydromycine. Risico-beoordeling van andere delen van het ingebrachte construct ontbreekt; waarom noemt men niet de gezondheidsrisico’s : Suikerbiet: GLA schade aan nageslacht; veiligheidsaspecten van bietenpulp en melasse; Suikerbieten 99/05: risicobeschouwingen ontbreken: eiwit in bietenpulp, melasse, vinasse, schuimaarde. Via diervoeding in voedselketen? Protocol voor vrïjwillige diervoedertoets bestaat niet. Rapport van producent is misleidend; GLA is sensibiliserend. Fuji, Watanabe: hersenbeschadiging, apoptosis, misvormingen, enz. Suikerbieten 99/01: Risico-analyse vóórdat gewas in het veld. Alle verantwoordelijkheid toegeschoven aan Minister; div. buiten risico-beoordeling gebleven. Cogem houdt vast aan oude adviezen. Aardappel 99/09: hor.gen-overdracht van plant naar micro-organisme: Schlüter/Smalla/Mercer. Problemen met nptIII-gen-spectrum van 17 antibiotica. Hand gelicht met serieuze risico-beoordeling: Mais/GLA: Phosphor-Koolstofbinding: resistent tegen afbraak. Schadelijke drift; Wortel 95/01-01: verlenging van vergunning in de tijd verhoogt het risico; 98/05: koolplanten In Schotland bekendgemaakt, dat een produkt met een dergelijke lang bekende giftige werking nooit op de markt toegelaten zou worden, (tot 2015); Wortel: kromme redeneringen in de aanvrage. Vertrouwelijkheid is niet op zijn plaats.

Algemeen: Pas toestemming geven wanneer men overtuigd is, “Het lijkt niet schadelijk” kan niet: Consumentenvertrouwen. Soms gaan aanvragen over “imaginaire planten”: geld hierin gestopt, verdampt bij overname van bedrijf door buitenland, enz.

Zo langzamerhand sijpelen deze gegevens ook door naar de consumenten – wantrouwen. De beeldvorming van de heren Feenstra en Udo en mevrouw van Ardenne als vliegenmeppers, die bewezen gezondheidsschadelijke effecten wel buiten beeld zouden willen meppen, is triest, en absoluut niet lachwekkend. Men vergeet, dat die kwalijke gezondheideschadelijke effecten bijna iedereen zouden kunnen treffen. Het gaat om niet-verzekerbare risico’s. Die beroemde z.g. Meetlat zou ook op de helling moeten. Er wordt hierin geen rekening gehouden met gezondheidseffecten. Zijn onze beleidsmakers blind?

De grote ontkenning is de werking van de stoffen in de formulering van een bestrijdingsmiddel, de z.g. “inerts”. die het meest gezondheidsschadelijk zijn. Ik noem slechts propaandiol, ethyleenglycol, alkylethersulfaat. En het “eigenaardige” is, dat bij de grote bibliotheken alle 150 opgevraagde referenties” niet in Nederland aanwezig zijn”, d.w.z. de desbetreffende tijdschriften ook niet! En het doel van het leven is toch het vergaren van kennis! En dat geldt voor iedereen En is niet selectief!

Misschien zou de beoogde “versnelling” van beoordelingen als gunstig neveneffect kunnen hebben, dat het CTB meer tijd heeft om b.v. die 51 putten, genoemd in het betreffende geheim te houden Alterra-rapport, in Oost Nederland en Limburg en die nog “niet in kaart werden gebracht” te controleren op gifstoffen, zodat biologische tuinders met een gerust hart hun sla met water uit hun put kunnen beregenen. Ook prettig voor de consument om te weten. En een bord met “Verboden Toegang” of “Verboden te gebruiken”, neer te zetten, resp. met beplantingen af te schermen voor toegang voor het publiek, zoiets als in het verleden werd gedaan met de onder de grond gestopte – met anthrax/miltvuur besmette kadavers. Arme CTB! (Bt, Bc – bacillus cereus.,-Ba – bacillus anthracis- zijn aan elkaar verwant, kunnen elkaars eigenschappen overnemen. Bodemleven zit ook niet stil!)

Ik vraag mij dan ook af, als ik een literatuur-aanvraag zou doen bij b.v. TNO – na een offerte met een prijskaartje te hebben ontvangen – of ik wel waar voor mijn geld krijg! Bovengenoemde 150 referenties moesten allemaal uit het buitenland komen, en ik zou mij kunnen voorstellen, dat het aantal documenten welke ik uiteindelijk zou ontvangen, gerelateerd zou kunnen zijn aan het betaalde bedrag. Zoiets als bij het taxeren van postzegelverzamelingen: kosten 10% van de taxatiewaarde). Gelukkig heb ik die 150 referenties niet nodig!

Als Tweede Kamerlid zou ik mij ook behoorlijk beroerd voelen, als ik wist, dat de informatie, die ik nodig had om vergelijkingen te maken, mij slechts gedeeltelijk zouden worden gegeven. Maar als je zelf niet voldoende weet, kun je ook niet reclameren. Lekker rustig, Pionnen in het spel! De onafhankelijke deskundigen van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid zouden toch alles moeten weten op hun gebied. Bij deze instantie moeten de beleidsmakers enz. toch hun informatie halen.

Staatstoezicht op de Volksgezondheid schrijft mij, dat propaandiol niet giftig is. Het herbicide Finale/Liberty/Basta bestaat voor ca. 10% uit deze “inert”, hetwelk dermatitis veroorzaakt; Maar ja, als de commerciële tests niet deugen, dan komt dit feit wereldwijd nooit boven tafel.

Het ernstigste is, dat de dermatologen moeten erkennen, dat zij geen expertise hebben, want zij kennen de geheime samenstelling niet van de herbiciden (wel het CTB).

Mensen, het is een zaak van collectief belang om die samenstelling wèl te weten.

Dit werd uitgesproken door Aventis Crop Science en vastgelegd in de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. Dit kunnen wij toch niet onder tafel vegen?

Zo zorgt AES – 30% van de formulering – voor o.a. vaat- vernauwing en propaandiol – 10% voor dermatitis.

In die commerciële tests (op mijn lijf toegepast), gebruikt men zo’n 100x tot 200x te lage concentratie propaandiol en dan nog vaseline (hydrofobe) als drager, i.p.v. water, zodat de te testen stof niet in de huid kan doordringen.

Een aantal jaren geleden heb ik via drift van Finale SL14 – te vergelijken met Basta en Liberty – bij warm weer in mijn lijf gekregen propaandiol, ethyleenglycol en Alkylethersulfaat, en de rest van de formulering! Met blijvende schade. Dit kunnen hele bevolkingsgroepen ook krijgen. Het is een collectief belang deze stoffen uit te bannen. Echter, het publiek is met deze feiten niet bekend.

Landbouwgewassen – genetisch gemodificeerd om pesticiden te weerstaan – bekijk ik met wantrouwen.

De firma’s, die GG-gewassen introduceren, welke resistent zijn tegen stoffen in de formulering van pesticiden, zijn verantwoordelijk voor gezondheidsschade. De grootste firma op dit gebied in Nederland heeft mij verzekerd, dat zij niet weten welke stoffen er in de herbiciden zitten waartegen zij hun plantjes resistent maken. Zaak van Hoechst, meldde men mij. Hoechst speelt de bal dus terug.

Degene, die een ras introduceert is verantwoordelijk voor de gevolgen. Ook Monsanto verklaart uiteindelijk, dat zij geen ankele verantwoordelijkheid draagt voor eventuele gevolgen van de toepassingen tijdens de teelt. Kan dat zomaar?

Aardigheidje: in een Bt-insecticide – Foray 48B – zit methylparaben als “werkzame stof”. Dit werd indertijd door EPA geregistreerd als werkzame stof. Dit spul zit ook in zalven e.d. En dat smeer je op je huid om wondjes te voorkomen! Kan iemand mij dat uitleggen?

L. Eijsten
xxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxx xx Amsterdam
tel. xxx-xxxxxx


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten

Pleitnota inzake toelating van het bestrijdingsmiddel Liberty – procedure AWB 00/951 S1

Amsterdam, 7 april 2002

P L E I T N O T A

bij mijn beroep inzake toelating van het bestrijdingsmiddel Liberty – procedure AWB 00/951 S1 door het CTB, te behandelen op 9 april 2002.

In deze pleitnota wil ik memoreren, dat ik het onderhavige beroep heb ingesteld wegens persoonlijke, rechtstreekse gezondheidsschade, ten gevolge van in het openbaar groen verspoten herbicide Finale SL14, nadien genoemd Liberty (Productie 1, pg. 1).

In mijn beroepschriften zette ik de gebeurtenissen reeds uiteen. De kwestie is, dat de op mij toegepaste tests foutief waren, zwaar onder de maat (Finale SL14: 1%, 0,3%, 0,1 %, 3% alles op vaseline). Ik zond u een aantal valabele wetenschappelijke rapporten, die dit bevestigen.

De stof propaandiol – een antivries – die 10% uitmaakt van de formulering van Liberty/Finale – veroorzaakt dermatitis. Zie de u toegezonden wetenschappelijke rapporten.

Bovendien blijkt uit de toegezonden rapporten, dat de commerciële test (met 5% propaandiol op vaseline) werd afgekeurd. De test, welke eczeem moet bevestigen ten gevolge van het herbicide, moet bestaan uit 10% à 20% propaandiol op water.

Het gevolg van het toepassen van die “afgekeurde tests” betekent, dat er wereldwijd nooit gevonden wordt, dat het herbicide Liberty/Finale eczeem veroorzaakt!

De juiste test – zie de u gestuurde documenten – moeten 100x à 200x grotere concentraties propaandiol bevatten, en dan ook nog als drager water, zodat de stof bij de huid kan komen!

Behalve het antivries propaandiol bevat Liberty ook o.a. 30% AES (alkylethersulfate – goed voor cardiovasculaire effecten.

Wat ik zou willen noemen “wereldwijde misleidende tests” zijn de oorzaak, dat patiënten met eczeem – zoals in mijn geval – naar huis gestuurd worden met de mededelling: onbekend wat de aanleiding is van uw eczeem!

Prof. Dr. D. P. Bruynzeel, huidarts V.U., Amsterdam, deelde mij destijds mede, dat hij de stof niet kende – al was die al lange tijd in gebruik.

Dr. A.P. Oranje, dermatoloog aan het Dijkzigt Ziekenhuis, Rotterdam, deelde mij enkele dagen geleden in een briefje mede, dat “zijn expertise te kort schoot” over dit onderwerp. Ik ben zo vrij aan te nemen, dat dit ook bij Prof. Bruynzeel indertijd het geval was, toen hij zei, dat hij het produkt niet kende.

Dat een dermatoloog moet verklaren, dat zijn expertise te kort schiet, is zeer te waarderen, maar tevens zeer triest.

Vooral

omdat de geheimhouding van de samenstelling van de herbiciden – waartoe het CTB door de producenten van deze herbiciden verplicht zou zijn – dit “te kort schieten van expertise” van specialisten oorzaak is, dat patiënten met een kluitje in het riet weggestuurd werden!!!

Dit moet die specialisten toch ook knap de strot uithangen! Zij kunnen hun werk niet goed doen.

Daarenboven kan de patiënt ook niet weten, wat zij moet doen bij soortgelijke omstandigheden. Ik noem slechts: zo snel mogelijke met je lijf onder de douche gaan staan, als je die tenminste hebt!

Deze hele gang van zaken is zeer kwalijk, en schadelijk voor de gezondheid. Maatregelen om deze effecten te voorkomen, zou betekenen opening van zaken te geven door de producent. Het mag gewoon niet voorkomen, dat men in openbaar groen besmet wordt door de drift van herbiciden. Die bovendien op warme dagen aan het eind van de dag tengevolge van atmosferische toestanden nog aanzienlijk meer effecten geven. Mijn besmetting speelde zich af eind augustus, zeer warm weer. Zelfs EPA kan niet instaan voor de gezondheid van volwassenen en kinderen in openbaar groen, waar gespoten wordt met pesticiden Roundup, Liberty en Bt-spray, omdat men de samenstelling niet weet. Ik moet aannemen, dat deze mededeling bekend is bij het CTB, en niet alleen bij mij.

Het opnemen van drift door de huid en vooral via inademing door de mond kan verdere kwalijke gevolgen hebben. (b.v. inverted papilloma’s – poliepen in de neus – en kaakholte, zoals bij mij. Ik heb een zware kaakoperatie ondergaan, en zit mijn hele leven met de ellende).

Ik kom weer terug op de gezondheidsschadelijke effecten van de herbiciden, en praat nu over Liberty/Finale. Ik ben bezig met een lijst te maken van ver over de 100 valabele rapporten die aantonen, dat de stoffen, toegevoegd aan de werkzame stof (zoals GLA) binnen de formulering (handelsprodukt) schadelijker zijn voor de gezondheid van de mens, dan de z.g. werkzame stof alleen.

Bij Liberty noem ik – zoals hiervoor reeds – propaandiol (10%) en AES (30%), en verwijs naar BMW art. 3.1 de 10 punten onder suba, welke óf spreken over milieuschade, óf over gezondheidsschade. (Punten 1, 2 en 10 betr. milieuschade, punten 3, 4, 5, 6, 7 (via voedingsmiddelen) , 8, 9 (grondwater).

Bestrijdingsmiddelen mogen geen schadelijke uitwerking hebben op de gezondheid van de mens, dieren, toepassers, diegenen die na toepassing daarmee in aanraking komen – d.w.z. drift bij wandelaars in openbaar groen, via de voedselketen, en de plaats, waar o.a. het bestrijdingsmiddel in het milieu terecht komt (punt 10 – openbaar groen). Hier wil ik een link leggen met punt 6 en opmerken, dat de mens ook een niet-doel-soort is . De “Licence to kill” strekt zich niet uit tot de mens!

De aard en de hoeveelheid van de werkzamen stoffen in de formulering (art. 3.1.b) zijn bekend bij het CTB en behoeven niet nog eens vastgesteld te worden (niks geheimhoudingsplicht), net als de residuen ( c ) en de fysische-chemische eigenschappen ( d ).

Helaas, dat “bepalen en vaststellen” zou moeten gebeuren (waarom dus?) doch volgens mededeling van Mevr. Faber/LNV in antwoord op kamervragen alweer een tijdje geleden (ik haal aan mijn brief aan haar dd. 2-4-02 n.a.v. de kamervragen) wordt expliciet het cumulatieve effect van de verschillende werkzame en dergelijke hulpstoffen (antivries en AES) in de formulering niet onderzocht. Waarom niet? Om de interactieve effecten en meervoudige effecten door blootstelling via verschillende routes – welke dus in de praktijk voorkomen – wordt met een grote boog omheen gelopen! Ook juist de atmosferische toestanden tijdens warme zomerdagen aan het eind van de dag b.v. verhogen aanzienlijk de nadelinge eigenschappen van de stoffen! Ik mag toch wel aannemen, dat desbetreffende wetenschappelijke rapporten bij het CTB aanwezig zijn. En nu nog zelf onderzoeken!

Helaas heb ik geen reactie ontvangen van de Tweede Kamerleden over die beantwoording van hun vragen door Mevr. Faber.

Die kamervragen kwamen o.a. naar aanleiding van de toepassing in Colombia van herbiciden vanuit vliegtuigen, van welke herbiciden de samenstelling niet bekend was. Maar als men aan de geheimhouding van de samenstelling van de herbiciden niets doet, dan zouden wij hier in Nederland, zelfs hier in Amsterdam en zelfs in mijn achtertuin dezelfde  Colombiaanse  toestanden kunnen krijgen. Er is namelijk een explosie van de “pest” “Valse Bamboo” ofwel “Japanse Duizendknoop”. De specialiteit hiervoor is Roundup Ultra (41% glyfosaat), net als in Colombia!!

De Heer Mr. L.J.A. Damen, Universiteit Amsterdam en Groningen, bepleitte overigens in het boekje “De Bestrijdingsmiddelenwet”- discussies bij de toelating van bestrijdingsmiddelen – dat de belangen van industrie en handel zo veel mogelijk buiten de besluitvorming moeten worden gehouden. Ook mevrouw Simons verklaarde toen, dat bij volksgezondheid het gaat om een mate, die niet aanvaardbaar is. Hoe kan men vaststellen, dat de mate van schade aan iemands gezondheid aanvaardbaar is? Schade, die een leven lang meegaat, en ook kosten meebrengt. Zal de “producent” dat eventjes bepalen?

Schade aan milieu zou misschien verminderd kunnen worden door maatregelen. Zoals voorgesteld door COGEM: bordjes met “Verboden Toegang” bij de proefvelden, die de drift van eventuele passanten van herbiciden, waartegen het proefgewas resistent gemaakt werd, tegen moet houden. Vanzelfsprekend moet die tekst aan beide zijden van het bordje staan! En ook onder de grond, om de schimmels en bodemleven tegen te houden!

Waar het gaat om economische belangen kwam Mevr. Simons gelukkig met een antwoord op de vraag over verantwoord investeren, nl.

Het economisch belang van de producent kan nooit betekenen, dat een schadelijk middel wordt toegelaten. Investeren is altijd een gok, en met gezondheidseffecten mag men niet gokken.

Wanneer een middel vele tientallen jaren is gebruikt zonder dat er ooit iets is fout gegaan, kan men zich baseren op wetenschappelijke zekerheden. Er is en wet van Murphy; als er iets fout kan gaan, dan gaat het te eniger tijd ook fout.

Dan wil ik aanvoeren art. 7.1 van BMW, waarbij het CTB een toelating intrekt als bedoeld in art. 4;

-indien niet meer wordt voldaan aan art. 3.1.a.

Duidelijk staat vast, dat het middel schadelijk is voor de gezondheid – met de gezondheid van de mens voorop – op grond van een overvloed van valabele wetenschappelijke rapporten, en

-indien – art. 3.1.b. onjuiste of misleidende informatie is verstrekt met betrekking tot de gegevens op grond waarvan een toelating is verleend, als bedoeld in art.4.

Ik wijs hier speciaal op de op mij toegepaste foutieve en misleidende tests (1%, 0,3%, 0,1%,3% Finale SL14 op vaseline en de foutieve commerciële test van 5% propaandiol op vaseline. Zie de u toegezonden documenten met mijn brief van 26-3-2002 (aan het CBB – aangetekend).

Wanneer deze foutieve tests verder toegepast zouden worden, dan is het gevolg, dat er nooit gezondheidsschadelijke effecten kunnen worden waargenomen, te beginnen met sensibilisering (en dat terwijl er een explosie van eczeem is (zie art. van dr. Oranje in het A.D.) en dan wil ik er nogmaals op wijzen, dat, ten gevolge van de geheimhoudingsplicht van de samenstelling van de formuleringen,

de specialisten en artsen nooit in de gelegenheid waren een expertise op te bouwen.

Dit is zó ernstig, dat mij de adem in de keel stokt!

De verschillende aanvraagdosiers  (o.a. UK 95/M5/1 – koolzaad; DE 98/06 – koolzaad) vermelden als z.g. “bewijs” van geensensibiliseringseigenschappen van het herbicide, dat b.v. een groep mensen in Canada een veld ingestuurd werden en er weer ongeschonden uit tevoorschijn kwam.

Niets werd vermeld over de personen zelf (of zij wel of niet atopisch waren, of zij wel of niet tot het kaukasisch type behoorden, over het feit of de velden kort tevoren wel of niet bespoten waren met het herbicide, of die mensen ooit eerder in contact waren geweest met het herbicide (Na een eerste contact is aan de personen niets te zien, na het tweede contact – veel later, zou dit wel mogelijk zijn) wat is dit allemaal voor misleiding?

Art. 9a BMW: Werd ooit door de toelatingshouder meegedeeld aan het college feiten over de in de valabele openbare wetenschappelijke literatuur overvloedig voorkomende gezondheidsschadelijke gegevens met betrekking tot de feiten, dat de toevoegingen in de formulering aan de werkzame stof schadelijker zijn voor de menselijke gezondheid dan de z.g. werkzame stof zelf? (Zie Colombia).

Art. 13a BMW: Werd ooit gezondheidskundig onderzoek gedaan bij mensen, die met herbiciden omgaan, voor en na de verrichte arbeid? Hierop hebben wij Mevr. Borst jaren geleden reeds gewezen.

Loonspuiters moeten voorzien zijn van beschermende kleding. Liberty/Finale wordt gebruikt in de landbouw, doch eveneens in het openbaar groen. Hoe zit dat met het publiek in het openbaar groen, speciaal in de parken? Of wordt nergens – in geen enkel park in Nederland – meer met herbiciden gewerkt? Waarom worden de parken niet gesloten tijdens het verspreiden van de herbiciden?

De voorgaande feiten hebben allemaal te maken met omstandigheden, waar ik persoonlijk bij betrokken ben geweest, en die mijn gezondheid geschaad hebben, en welke schade blijvend is, een leven lang.

Ik behoud mij het recht voor tijdens de bodemprocedure op een aantal punten uitvoeriger in te gaan.

En ik verzocht in mijn oorspronkelijke brief slechts een kleine aanvulling in de BMW, nl. behalve de werkzame stof glufosinaat ammonium, ook te vermelden de andere werkzame stoffen, o.a. propaandiol en AES! Dan moeten de lezers zelf maar hun conclusies trekken!!

L. Eijsten.

Zie ook:  Resultaat allergologisch onderzoek bij Eijsten, glufosinaat-ammonium


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

Bezwaarschrift tegen proefvelden AVEBE

Miep Bos en Wieteke van Dort dienden op 22 maart 2002 met 25 anderen w.o. kunstenaars, biologische boeren en verontruste consumenten een bezwaarschrift in bij het ministerie van VROM tegen proefvelden van AVEBE voor een gentech fabrieksaardappel.

Voornemen intrekking vergunningen veldproeven BGGO 99/05 Advanta Seeds

== Titel ==

Kennisgeving vah het voornemen tot intrekking van besluit van 9 mei 2000 tot vergunningverlening aan  Advanta Seeds B.V. te Kapelle
(BGGO 99/05)

== Omschrijving ==

Afschrift van brief die VROM aan Advanta Seeds gestuurd heeft.

== Auteur(s) ==

* Minister van VROM

== Volledige tekst ==
Aan:
Mevrouw L. Eijsten, Ceintuurbaan 266, 1072 GJ AMSTERDAM

Kenmerk: MJZ2001088100 Datum 07 AUGUSTUS 2001

Onderwerp:
inzake het beroep tegen het Besluit d.d. 9 mei 2000 tot vergunningverlening aan Advanta Seeds (BGGO 99/05)

Geachte mevrouw Eijsten,

Bijgaand treft u aan een afschrift van de kennisgeving van het voornemen tot intrekking van mijn besluit van 9 mei 2000 (kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/05) tot vergunningverlening aan Advanta Seeds B.V. te Kapelle.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,
: De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, voor deze: de directeur Juridische zaken

Bijlagen: kennisgeving intrekking beschikkingen d.d. 31 juli 2001 (kenmerk SAS/20001078270)


Aan:
Advanta Seeds B.V., t.a.v. drs. C. Noome, Van der Haveweg 2, 4411 RB Rilland

Kenmerk SAS/2001078270 Datum 31 juli 2001

Onderwerp
kennisgeving van voornemen intrekking vergunningen veldproeven

Geachte heer Noome,

Hierbij geef ik u kennis van het voornemen als bedoeld in artikel 3:30, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht om een besluit te nemen tot intrekking van de hierna vermelde besluiten, waarbij aan Advanta Seeds B.V. vergunningen zijn verleend als bedoeld in artikel 23 van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (hierna: Besluit GGO):
*- besluit van 9 mei 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/05
*- besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS, nr. BGGO 98/15
*- besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS, nr. BGGO 99/01
*- besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS, nr. BGGO 99/02
*- besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS, nr. BGGO 99/03
*- besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS, nr. BGGO 99/04
*- besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS, nr. BGGO 99/07

In de uitspraak van 16 november 2000, inzake 200002946/1, 200004252/1, 200004254/1, 200004255/1, 200004256/1, 200004258/1 en 200004259/1, heeft de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van het Besluit GGO, de plaats en de omgeving waar de veldproeven worden uitgevoerd, nauwkeurig moeten zijn beschreven. In de aanvragen om vergunning die tot de voormelde besluiten hebben geleid zijn de provincies onderscheidenlijk de gemeenten aangeduid waar de veldproeven zullen worden uitgevoerd. Verder bevatten deze aanvragen een globale beschrijving van de eisen waaraan de proefvelden moeten voldoen. Een nauwkeurige beschrijving van de proefvelden ontbreekt. De Voorzitter betwijfelde daarom of de aanvragen voldoen aan het bepaalde in artikel 24, tweede lid, van het Besluit GGO in samenhang met bijlage 3, onder twee, bij het Besluit.

Gelet op bovenstaande en het in de Integrale Nota Biotechnologie neergelegde beleid met betrekking tot antibioticum-resistentiegenen zijn de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voornemens de hiervoor vermelde vergunningen in te trekken.

Binnen vier weken na dagtekening van deze kennisgeving kunt u uw zienswijze over dit voornemen naar voren brengen. U kunt uw zienswijze schriftelijk indienen bij het Ministerie van VROM, Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Stoffen, Afvalstoffen, Straling, ic 645, t.a.v. dr. I. van der Leij, Postbus 30945, 2500 GX Den Haag.
Een afschrift van deze kennisgeving wordt verzonden aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, die in de gelegenheid wordt gesteld binnen vier weken advies uit te brengen over het voornemen tot intrekking van voormelde besluiten over te gaan.

Voor de goede orde wijs ik u erop dat deze kennisgeving geen rechtsgevolg heeft. Het verdere verloop van de procedure is – in het kort – als volgt: nadat de termijn voor het indienen van zienswijzen is verstreken zal een ontwerpbesluit worden opgesteld, waarin rekening wordt gehouden met de ingebrachte zienswijzen. Tegen dit ontwerpbesluit kan een ieder schriftelijk bedenkingen inbrengen. Uiterlijk binnen zestien weken na deze kennisgeving, zal een besluit met betrekking tot de intrekking van voormelde vergunningen worden genomen. Ik verwijs verder naar afdeling 3.5.6 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoogachtend,

de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, voor deze: de directeur-generaal Milieubeheer,


== Zie ook ==


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

 

Uitspraak RvS BGGO 99/05 Advanta Seeds Suikerbieten

== Titel ==

Uitspraak Raad van State, BGGO 99/05 Advanta Seeds Suikerbieten.

== Begeleidende Brief ==
Aan:

L. EIJSTEN E.A., CEINTUURBAAN 266, 1072 GJ AMSTERDAM

 

Datum: 30 juli 2001

Onderwerp: Advanta Seeds B.V. Suikerbieten

Ons nummer: 200002946/2/M 1

 

Hierbij zend ik u een afschrift van de uitspraak in bovenvermelde aangelegenheid.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, voor deze,

== Uitspraak ==

200002946/2, 200004252/2, 200004254/2, 200004255/2, 200004256/2, 200004258/2, 200004259/2.
Datum uitspraak: 1 augustus 2001

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:
1. L. Eijsten en erven J. van der Meulen,
2. W. de Lange,
3. de stichting “Stichting Greenpeace Nederland”,

alle wonend dan wel gevestigd te Amsterdam, appellanten,

en

de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder.

 

=== 1. Procesverloop ===
Bij besluit van 8 mei 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/05, heeft verweerder in overeenstemming met de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, krachtens artikel 23 van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (Stb. 1993, 435; hierna: het Besluit) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Advanta Seeds B.V. (hierna: vergunninghoudster) tot 31 december 2008 een vergunning verleend voor het verrichten van veldproeven met niet-bloeiende genetisch gemodificeerde glufosinaat¬ammoniumresistente suikerbieten. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de provincies Drenthe, Flevoland, Friesland, Groningen, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Zeeland en Zuid-Holland. Dit besluit is op 11 mei 2000 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 18 juni 2000, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2000, en appellant sub 2 bij brief van 20 juni 2000, bij de Raad van State ingekomen op 21 juni 2000, beroep ingesteld.

Bij besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 98/15, heeft verweerder krachtens artikel 23 van het Besluit aan vergunninghoudster tot 31 december 2008 vergunning verleend voor het verrichten van werkzaamheden in bedrijfsruimten, kassen en in het veld met genetisch gemodificeerde Brassica napus planten, waaronder koolzaadplanten, met een resistentie voor bepaalde vormen van biotische stress. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de gemeente Reimerswaal.

Bij besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/01, heeft verweerder krachtens artikel 23 van het Besluit aan vergunninghoudster tot 31 december 2008 vergunning verleend voor het verrichten van werkzaamheden met bloeiende en niet-bloeiende glufosinaat¬ammoniumresistente genetisch gemodificeerde suikerbieten in bedrijfsruimten, kassen en in het veld. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de gemeenten Bergen op Zoom, Dropten, Heusden, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal, Roosendaal, Steenbergen, Tholen en Woensdrecht.

Bij besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/02, heeft verweerder krachtens artikel 23 van het Besluit aan vergunninghoudster tot 31 december 2008 vergunning verleend voor het verrichten van werkzaamheden in bedrijfsruimten, kassen en in het veld met genetisch gemodificeerde koolzaadplanten (Brassica napus L.) met een additionele herbicideresistentie. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de gemeente Reimerswaal.

Bij besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/03, heeft verweerder krachtens artikel 23 van het Besluit aan vergunninghoudster tot 31 december 2008 vergunning verleend voor het verrichten van werkzaamheden in bedrijfsruimten, kassen en in het veld met genetisch gemodificeerde, in de groeivorm gewijzigd koolzaad. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de gemeente Reimerswaal.

Bij besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/04, heeft verweerder krachtens artikel 23 van het Besluit aan vergunninghoudster tot 31 december 2008 vergunning verleend voor het verrichten van werkzaamheden in bedrijfsruimten, kassen en in het veld met genetisch gemodificeerd koolzaad met een gewijzigd koolhydraatmetabolisme. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de gemeente Reimerswaal.

Bij besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/RVS nr. BGGO 99/07, heeft verweerder krachtens artikel 23 van het Besluit aan vergunninghoudster tot 31 december 2008 vergunning verleend voor het verrichten van werkzaamheden met bloeiende en niet-bloeiende glyfosaat resistente suikerbieten in bedrijfsruimten, kassen en in het veld. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de gemeenten Bergen op Zoom, Dropten, Heusden, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal, Roosendaal, Steenbergen, Tholen en Woensdrecht.

Verweerder heeft voormelde besluiten van 20 juli 2000 genomen in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Deze besluiten zijn op 27 juli 2000 ter inzage gelegd.

Tegen deze besluiten heeft appellante sub 3 bij brief van 5 september 2000, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2000, beroep ingesteld. De gronden van deze beroepschriften zijn aangevuld bij brief van 10 oktober 2000.

Bij brief van 18 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verweerder een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2001, waar appellanten sub 1, waarvan L. Eijsten in persoon en bijgestaan door drs. J. Visser, gemachtigde, en appellant sub 2 en appellante sub 3, beiden vertegenwoordigd door mr. A.H.J. van den Biesen, advocaat te Amsterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.J. Kleijs en dr. J. van der Leij, ambtenaren van het ministerie, en dr. J.E.N. Bergmans, gemachtigde, zijn verschenen.

Verder is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. L.P. Hoogenboezem en drs. C. Noome, gemachtigden, als partij gehoord.

=== 2. Overwegingen ===
==== 2.1. ====
2.1. Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen (hierna: de Wet) kunnen, indien een redelijk vermoeden is gerezen dat door handelingen met stoffen of preparaten ongewenste effecten zullen ontstaan voor mens of milieu, bij algemene maatregel van bestuur regelen worden gesteld met betrekking tot het vervaardigen, in Nederland invoeren, toepassen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen, vervoeren, uitvoeren en zich ontdoen van deze stoffen of preparaten.

Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a en c, van dit artikel, voor zover hier van belang, kunnen hiertoe regelen behoren, inhoudende:
* a. een verbod een of meer van de in het eerste lid genoemde handelingen te verrichten met betrekking tot bij de maatregel aangewezen stoffen of preparaten;
* c. een verbod een handeling als onder a bedoeld te verrichten zonder vergunning, verleend door verweerder.

Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Wet worden, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 24, tweede lid, onder c, tevens bij algemene maatregel van bestuur regelen gesteld betreffende de wijze waarop de aanvraag om een vergunning dient te geschieden en de gegevens die van de aanvrager kunnen worden verlangd.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan de vergunning slechts in het belang van de bescherming van mens en milieu worden geweigerd.

Ingevolge het vierde lid van dit artikel kan een vergunning onder beperkingen worden verleend en kunnen aan een vergunning in het belang van de bescherming van mens en milieu voorschriften worden verbonden.

Ingevolge artikel 23, eerste lid, van het Besluit, een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 24 en 26 van de Wet, is het verboden zonder vergunning van verweerder genetisch gemodificeerde organismen te vervaardigen, te vervoeren, toe te passen, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen of zich ervan te ontdoen.

Ingevolge artikel 24, tweede lid, van het Besluit wordt bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 23 een risico-analyse met betrekking tot de voorgenomen handelingen overgelegd, in ieder geval inhoudende de gegevens, bedoeld in bijlage 3 bij dit Besluit.

Bij de toepassing van artikel 26, tweede en vierde lid, van de Wet komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten voortvloeit.

====2.2.====
2.2. Appellanten sub 1, appellant sub 2 en appellante sub 3 vrezen voor de mogelijk nadelige gevolgen van de introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu. Appellante sub 3 heeft daarbij gewezen op de mogelijke schade die aan de ecologie en aan gewassen van boeren in de omgeving van de proefvelden kan worden toegebracht. Appellant sub 2 en appellante sub 3 betogen dat niet kan worden volstaan met de enkele aanduiding van de gemeente of de provincie waar de veldproeven worden verricht. In dat verband hebben deze appellanten aangevoerd dat de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in bijlage 3, onder 2, bij het Besluit. Daarin is volgens hen bepaald dat de voorgenomen plaats waar de veldproeven worden verricht nauwkeurig moet worden beschreven.

====2.3. ====
2.3.1 Ingevolge bijlage 3, onder 2, bij het Besluit moet een risico-analyse als bedoeld in artikel 24 van het Besluit met betrekking tot de voorgenomen
handeling, in ieder geval de volgende gegevens in houden:
* a. een beschrijving van de plaats waar de handeling wordt uitgevoerd met gegevens betreffende de situering en de toegankelijkheid voor mens en dier:
* b. een beschrijving van relevante veranderingen die in de nam toekomst in de omgeving van de plaats van handeling kunnen worden verwacht;
* c. een beschrijving van de verspreidingsroute van het organisme of de organismen;
* d. een beschrijving van het ecosysteem waarin de handeling wordt uitgevoerd, en de te verwachten effecten op dat ecosysteem;
* e. de methode en de duur van de handeling;
* f. de wijze waarop de groei en overleving van het organisme en de onder 1 d en 2d bedoelde gegevens kunnen worden gevolgd in de tijd;
* g. de wijze waarop noodmaatregelen kunnen worden getroffen
indien zich nadelige effecten van de handelingen in het milieu voordoen.

==== 2.4.====
2.4. Blijkens de brief van verweerder van 18 juni 2001 is hij voornemens de bestreden besluiten ambtshalve in te trekken naar aanleiding van de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling van 16 november 2000, bekend onder de nos. 200002946/1, 200004252/1, 200004254/1, 200004255/1, 200004256/1, 200004258/1 en 200004259/1. Verweerder meldt in deze brief dat hij in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft besloten het daarin uitgesproken oordeel te volgen. Uit die uitspraak heeft verweerder afgeleid dat met het oog op de kenbaarheid voor derden aanvragen voor het uitvoeren van werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen een nauwkeurige beschrijving van de locaties dienen te bevatten. Verder wijst hij in de brief op de overweging in de uitspraak van 16 november 2000 van de Voorzitter waarin wordt betwijfeld of de onderhavige aanvragen voldoen aan het bepaalde in artikel 24, tweede lid, van het Besluit, in samenhang met bijlage 3, onder 2, bij het Besluit. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat naar zijn mening de desbetreffende aanvragen wat betreft de vermelding van de plaats waar de proeven worden verricht onvoldoende nauwkeurig zijn en niet voldoen aan de evenvermelde voorschriften van het Besluit. Gelet op dit standpunt na het nemen van de bestreden besluiten moet worden geconcludeerd dat deze in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn voorbereid.

==== 2.5.====
2.5. De beroepen zijn gegrond. Gelet op het voren overwogene dienen de bestreden besluiten geheel te worden vernietigd. De Afdeling laat bespreking van de beroepen voor het overige achterwege.

====2.6.====
2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten van appellant sub 2 en appellante sub 3 te worden veroordeeld. Wat appellanten sub 1 betreft, is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

=== 3. Beslissing ===

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

 

* I. verklaart de beroepen gegrond;
* II. vernietigt de besluiten van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 mei 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/05, en van 20 juli 2000, met kenmerken DGM/SVS nr. BGGO 98/15, DGM/SVS nr. BGGO 99/01, DGM/SVS nr. BGGO 99/02, DGM/SVS nr. BGGO 99/03, DGM/SVS nr. BGGO 99/04, DGM/SVS nr. BGGO 99/07;
* III. veroordeelt de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de door appellant sub 2 en appellante sub 3 in verband met de behandeling van hun beroepen gemaakte proceskosten tot een bedrag voor appellant sub 2 van f 1065,00 en voor appellante sub 3 tot een bedrag van f 1420,00, welke bedragen geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; de bedragen dienen door de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) te worden betaald aan appellant sub 2 en appellante sub 3;
* IV. gelast dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht (voor appellanten sub 1 en appellant sub 2 ieder f 225,00 en voor appellante sub 3 f 2700,00) vergoedt.

 

Aldus vastgesteld door mr. J.P.H. Donner, Voorzitter, en drs. M.W.M. Vos-van Gortel en mr. E.M.H. Hirsch Ballip, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.

w.g. Donner Voorzitter

w.g. Plambeck ambtenaar van Staat

 

Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2001

159-313. Verzonden: 01 AUG. 2001

Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van oe daad van State, voor deze


== Zie ook ==
Documenten in dossier BGCO 99/05, van der Have, Advanta Seeds, suikerbieten:

== Externe links ==


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

Brief aan Raad van State, inzake veldproeven met niet bloeiende GM GLA resistente suikerbieten.

Brief van Lily Eijsten aan de Raad van State, naar aanleiding van besluit VROM om vergunningen ambtshalve in te trekken. Zij is er niet mee eens dat hierdoor niet ingegaan wordt op inhoudelijke argumenten.

== Volledige tekst ==

Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag

Mijne Heren.

Betreft aanvraag voor vergunning voor veldproeven met niet-bloeiende GM GLA resistente SUIKERBIETEN in 9 provincies, Dossier nr, BGGO 99/05 200002946/2, door D.J.v.d.Have/Advanta, Kapelle.

Hermede kom ik terug op de zitting van de Raad van State op 19.6.01 inzake bovengenoemde vergunning.

Door het besluit van VROM om 7 vergunningen ambtshalve in te trekken was de noodzaak vervallen mijn pleitnota voor te lezen – die pleitnota had U toch reeds in bezit.

Ik las zonet de pleitnota van de firma Advanta dd. 19.6.01 en het interview van de heer Noome met de Volkskrant dd, 7.7.01, zodat ik nu mij versneld haast het volgende te schrijven.

Tijdens genoemde zitting is weer niet ter zake gekomen alle bezwaren van mijn pleitnota, resp. mijn bezwaarschrift en mijn beroepechrift, en nu noem ik o.a. de twee zware misleidingen, die te maken hebben met de foutieve tests betr. eczeem/sensibilisatie door het herbicide Finale SL14 en de kwestie van de meerdere substraten van PAT, waarbij absoluut geen sprake was van “Good Laboratory Practice”

Ik verzoek U zeer dringend te willen bewerkstelligen, dat ik inhoudelijke argumenten krijg van Zowel VROM als van COGEM, inzake mijn bezwaren. Uiteindelijk, na aangetekende brieven aan COGEM en VROM heb ik nog steeds niets vernomen.

Is het uiteindelijk niet zo:  geen commentaar op bezwaar-, resp. beroepschrift: geen vergunning. (accoord met bezwaar).

Indien de 7 vergunningen niet verleend worden voor VROM, vanwege het argument betreffende de locaties, dan zouden mijn bezwaren in lucht kunnen opgaan. Vanwege het algemeen belang (explosie van eczeemgevallen) en met het oog op de ontwikkelingen hieromtrent verzoek ik toch om reacties op mijn bezwaren, hoe moeilijk dit ook is. Het “locatieprobleem” was dit keer niet in mijn beroepschrift genoemd!

Gezien de pleitnota van Advanta dd. 19,6,01 waarin zij aanvoeren, dat zij vinden, dat de argumenten betreffende de locatie-omschrijving te mager zijn om intrekking van de vergunning te bereiken, schrijf ik deze brief.

Het is belangrijk, dat de locaties voor iedereen bekend zijn, en dat passanten 1,5 km rondom de proefvelden weg moeten blijven, omdat ik aanneem, dat met de betreffende herbiciden gespoten wordt. Een z.g, “vrije” zone van 1.5 km. is in het belang van de passanten.

Wat zijn de ”’waarborgen”’, dat passanten niet in aanraking kunnen komen met de “drift”? “Drift” niet alleen op de proefvelden, maar straks – na commercialisatie –
(subsidies worden toch met het oog op toekomstige commercie verstrekt?) op landbouwgronden overal in het land?

Sinds enkele jaren zijn de spuitkoppen verbeterd, maar er wordt sowieso met herbiciden gespoten; daarom zijn de planten genetisch gemodificeerd.

Dat bordje “Verboden Toegang” is lariekoek. Dat beschermt NIET de belangen van belanghebbenden – niet van de veredelaar, en niet van de passanten en ook niet van de werker in het veld. Een veiligheidsfunctionaris kan ook niet veel uitrichten, en loopt ook risico (bij eventuele drift). Bovendien: een proefveld ligt ook open en bloot om de herb.- drift van de buren over zich heen te krijgen. Overigens, hebben de agrariërs straks na commercialisatie ook veiligheidsfunctionarissen in dienst?

Laten we zorgen, dat we in Nederland niet zulke ellendige zaken krijgen als in Canada: die boer Schmeiser versus Monsanto.

Er mag met wind of regen niet met herbiciden gespoten worden. Dit is een betrekkelijk waardeloze regel. Als het zo uitkomt wordt er toch gespoten, Zie de kwestie in de buurt van Zwolle waar Mevr. E. een natuurtuin had, die veel bezocht werd. De tuin werd bedorven door de drift van Roundup, verspoten door de buren. Het leven in de bodem was vernield. Schade-eis van f. 100.000,- werd toegewezen. Ze heeft de boel gesust, nadat men haar autoruiten ingooide, enz, en omdat ze toch met de buren moest leven. De verkoopwaarde van de grond zou in die tijd behoorlijk gezakt zijn.

Ik vind het nodig U dit te schrijven,

Met de meeste hoogachting.

Lily Eijsten.

== Zie ook ==

Documenten in dossier BGCO 99/05, van der Have, Advanta Seeds, suikerbieten:


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

Pleitnota RvS BGGO 98/23 MOGEN

== Titel ==
Pleitnota aan Raad van State, mbt BGVO 98/23 betreffende vergunning aan Mogen International, inzake veldproeven.
== Omschrijving ==

Pleitnota in vervolg op beroepschrift dd:. 23.6.99 betr. vergunning  aan MOGEN Int., Leiden inzake veldproeven gen. gem. schimmelresistente aardappelplanten, met schimmelresistentie, bacterie-resistentie en kanamycineresistentie;
Dossier BGGO 98/23

== Auteur(s) ==
* Eijsten, Lily

== Volledige tekst ==
AANGETEKEND

Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 BA, DBN HAAG

Mijne Heren,

* Pleitnota in vervolg op beroepschrift dd:. 23.6.99 betr. vergunning  aan MOGEN Int., Leiden inzake veldproeven gen. gem. schimmelresistente aardappelplanten, met schimmelresistentie, bacterie-resistentie en kanamycineresistentie; Dossier BGGO 98/23.

Hiermede verwijs ik naar ons bezwaarschrift dd. 21.2.99, en ons beroepschrift dd. 23.6.99.

Het voornaamste bezwaar betreft het feit, dat van de aardappelplanten na de kasperiode, en voordat zij in het veld zullen gaan, geen goede risico-analyse werd, resp. zal worden gemaakt, maar dat die risico-analyse wordt verschoven naar het verslag betr. de voorgenomen werkzaamheden.

Die voorgenomen werkzaamheden moeten exact worden vermeld en ter inzage worden gelegd. Gebeurt dit niet, dan hebben we te maken met een verminderde inspraakmogelijkheid en verminderde risico-beoordelingsmogelijkheid.

Dit is strijdig met de openheid en transparantie ten aanzien van het “publiek”. Dat bordje “Verboden Toegang” is lariekoek: potentiële effecten buiten de locatie van de veldproef zijn niet voldoende kenbaar.

Dit zou kunnen spelen bij effecten/gevolgen buiten de locatie, b.v. ten aanzien van de schimmels en bacteriën en het antibioticum kanamycine. Door menselijk toedoen is de bodem de laatste 10-tallen jaren vervuild met het antibioticum kanamycine, en het kan nog steeds erger.

Betr. de maximale omvang van de proef van één hectare: in het verweerschrift van VROM 9.8.99: “De omvang van de eventuele effecten op micro-organismen is daarmee voldoende beperkt. Het is daarbij voorts niet te verwachten dat de onderhavige kleinschalige veldexperimenten met genetisch gemodificeerde aardappelplanten een blijvend effect hebben op de in proefobjecten aanwezige micro-organismen.”

Vraag: Wat doen die resistente schimmels en bacteriën in de bodem? Liggen die aan de ketting? Na de teelt moet het proefprojekt braak gelegd worden. Resistenties van bacteriën en schimmels naar onkruid? Beperken die zich tot het proefproject.
Is het bordje “Verboden Toegang” de randvoorwaarde die voorziet in voldoende beheersbaarheid van eventuele effecten?

Mogen vindt, omdat de veldproef slechts een geringe grootte heeft, dat met deze manier van informeren konstrukten summier genoemd in de vergunningaanvrage) een “gepaste risico-analyse” kan worden uitgevoerd, door zowel publiek als ministerie.

Dit vind ik misleidend. Wat heeft geringe grootte te maken met manier van informeren? En WAT is een “gepaste” risico-analyse door publiek, resp. ministerie?

Een “gepaste” risico-analyse is een “Andere” risico-analyse dan een “voorgeschreven” risico-analyse. Hier wordt ook het ministerie als sufferdje neergezet, niet alleen het publiek.

Als de konstrukten “voortdurend” kunnen veranderen, dan is het totaal onvoldoende om slechts de genen te vermelden en per jaar de ”’exacte”’ konstrukten te noemen.

Een analyse moet opheldering geven over de aard en eventuele ongewenste effekten.

Dat volgens inzicht van Mogen de risico-analyses bij geringe veranderingen niet veranderen is in tegenspraak met hetgeen zij één zin eerder schrijven: konstrukten zullen in jaar 1 anders zijn dan aan het begin van de periode. En wat te denken over de risico’s na een lange, lange looptijd?

Hierin zou een gevaar kunnen liggen van de toepassing van de gen-techniek. Je weet nooit wat je krijgt of verwacht (Van Sinterklaas of Zwarte Piet). a + b hoeft helemaal niet c te zijn, zoals men ons graag wil doen geloven. Relatieve instabiliteit is een van de gevaren van de gen-techniek.

Overigens: COGEM stemt in met de formulering in het concept: eerst de resultaten van KASproeven overleggen en dan pas starten met veldproeven.

MOGEN schrijft n.a.v. ons beroep, dat de volledigheid van het dossier door het ministerie geverifieerd werd alvorens het in behandeling werd genomen, maar schrijft eveneens, dat ook na”’ nadere”’ bestudering van de gegevens ruim voldoende aandacht is besteed aan de risico-analyse.

Zij zijn dus uiteindelijk toegekomen aan “nadere bestudering”, en vinden het nu “welletjes”. Zij vinden dat er ruim voldoende ”’aandacht”’ is besteed aan die risico-analyse. Aandacht en diep nadenken heeft zich niet gematerialiseerd in voldoen aan de voorschriften, en zij gaven zichzelf het cijfer 6: ruim voldoende.

Voor proeven met betrekking tot ons voedsel vind ik dat een zeer slechte beurt. Ik vind dit een gevaarlijke houding ten opzichte van de voedselveiligheid. In deze tijd
van calamiteiten verwacht de consument “uiterste inspanning*. MOGEN bespeelt het gebrek aan kennis van de beleidsmakers.

Dat MOGEN extra aandacht vestigt op het feit, dat wij ten onrechte meenden, dat de proeven uiteindelijk dienden voor markttoelating, geeft mij het onprettige gevoel, dat zij de werkzaamheden met de aardappelplanten beschouwen als een “speeltje”. Zal in de toekomst voor deze aardappelen nooit een markttoelating gevraagd worden? Is alles slechts bedoeld als Research? Dient een en ander slechts om de intrinsieke waarde van het bedrijf bij eventuele overname te verhogen? (Patentenwerving). Is dat het doel waarvoor een keten van mensen buiten het bedrijf wordt ingezet? Een “speeltje”: laat de poppetjes dansen? Uiteindelijk rolt het geld van de subsidies in de biotechnologie. Bedoeld om te investeren. Bij overname is alles verdampt. De boeren/eigenaren van het proefveld blijven zitten met resistenties in de bodem en andere onvoorziene gevolgen. Men maakte mij attent op een artikel in de Country land Owner van november 2000, waaruit blijkt dat in Engeland bij verkoop van grond de waarde daarvan aanzienlijk daalde, wanneer er genetisch gemodificeerde gewassen op waren geteeld! Resp. onverkoopbaar bleek! Speculatie-object: nu kopen, en over een aantal jaren winst nemen;

Als er genen/eigenschappen in de plant ingebracht worden, dan krijg je niet een som van die eigenschappen, maar de genen functioneren altijd in samenhang met de volledige genetische achtergrond. Dus de schadelijkheid of onschadelijkheid is afhankelijk van die ingebrachte konstrukten en hun samenhang met de volledige genetische achtergrond.

Als men ongewenste organismen wil elimineren, dan is het, GGO met het killer-element altijd ergens schadelijk. Kun je met die schadelijkheid leren leven, of stelt men, dat die schadelijkheid te verwaarlozen is. Discussiepunt. Dus zijn er GEEN zekerheden.

Veel is onbekend, en de afweging welk belang prevaleert: het economische belang betreft enkelen, en het belang van een goede gezondheid is afhankelijk van de hoeveelheid poppetjes die dansen. Hier is de bevolking machteloos.

Een aantal jaren geleden kwam het CTB voor het voetlicht met 10-tallen hiaten in de kennis. Zijn die al opgelost? Het is toch onverantwoord om bij zoveel onzekerheden beslissingen te nemen die schadelijk kunnen zijn voor de menselijke gezondheid?

De EPA geeft duidelijk aan in hun documentatie, dat ze geen verantwoordelijkheid kunnen dragen voor de veiligheid van kinderen en volwassenen die zich bevinden in openbaar groen waar gewerkt wordt met Roundup, Liberty/ Basta/Finale en Bt-spray, omdat zij geen voldoende gegevens hebben over die stoffen. ”’Kan de Nederlandse overheid dat wel????”’ Voor food-use en non-fond-use worden dezelfde stoffen gebruikt.

Dat bordje “Verboden Toegang” is een farce. De schadelijke stoffen b.v. van drift van pesticiden kunnen van grote afstand en van alle kanten komen, net hoe de wind waait, en hoe dieren, vogels, insecten vliegen, kruipen, enz. Het heeft niets met veiligheid te maken, het beschermt niemand en niets.

Vraag: Welke organisatorische maatregelen worden er genomen om onbedoelde verspreiding in de bodem van resistente bacteriën en resistente  schimmels te voorkomen? Die verspreiding is reëel.

In het licht van eerder aangevoerde bezwaren en de papieren risico-analyse, waarbij geen ris.analyses werden gemaakt volgens de gestelde richtlijnen, welk punt zeer zwaar telt, vraag ik mede met inachtneming van het volgende, om afwijzing van de vergunning.

Zoals beschreven in de Nota Biotechnologie, betekent voor de teelt in het veld, waarbij geen sprake is van een marktintroductie, dat uitsluitend toestemming wordt verleend indien is aangetoond, dat in de planten geen andere antibioticum-resistentiegenen zijn ingebracht dan de genen nptII en hpt. En dit betekent door onderzoek aan te tonen dat zich in de plant niet het nptIII-gen bevindt. Dit nptIII-gen geeft resistentie voor 17 (zeventien) antibiotica, incl. Amikacine.

L Eijsten.


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

PLEITNOTA inzake de vergunning met niet-bloeiende GM GLA-resistente SUIKERBIETEN.

PLEITNOTA voor de zitting op dinsdag 19 juni 2001 inzake de vergunning met niet-bloeiende GM GLA-resistente SUIKERBIETEN van de fa. v.d. Have/Advanta Seeds B.V.,Dossier BGGO 99/05, Uw nr. 200002946/2/M1.

Deze pleitnota heeft veel overeenkomst met die van 23-10-00, maar heeft essentiële wijzigingen die voortkomen uit de beschikbare gegevens betreffende de samenstelling van de herbicide, en is een voorbeeld van niet-transparantie van de eigenschappen van het bestrijdingsmiddel.

Op de beide laakbare feiten, genoemd in ons beroepschrift en bezwaarschrift werd nog steeds niet gereageerd door VROM (en COGEM). Ik schreef u dit op 27 mei jl. “Geen reactie” betekent stilzwijgend erkennen van de genoemde feiten.

Er is hier absoluut geen sprake van “Good Laboratory Practice”, hetgeen de betrouwbaarheid van de verstrekte gegevens zeer ernstig devalueert.

Ik noem ze nog even kort:

1. Geen onderzoek gedaan naar de andere substraten van PAT (bewering, dat er één substraat is van Glufosinaat ammonium.) Zou waarschijnlijk te kostbaar zijn.

2. Foutieve test van eczeem door drift van GLA, na sensibilisatie door GLA: hydrofiele stof getest met hydrofobe drager, zodat de formulering niet in de huid kon doordringen. Zeer laakbaar.

Ik schreef hierover nog op 27-5-01 – geen reactie – stilzwijgend erkennen – vergunning intrekken.

Nog even: vergunning tot gebruik van Liberty, een herbicide met dezelfde componenten als Finale SL 14, aanvankelijk niet verleend, werd toch op juridische gronden, na veel gehakketak, tot midden 2003 wèl verleend door het CTB.

Werkzame stof in die herbiciden is Glufosinaat-ammonium. De formulering – handelsproduct – bevat diverse hulpstoffen, waarvan er een, t.w. AES (alkylether sulfaat) eveneens “werkzaam” is, en verplicht vermeld wordt.

AES geeft cardiovasculaire effecten (vaatvernauwing resp. vaatverwijdering afhankelijk van de dosis). Die juridische gronden laten de schadelijkheid van het middel onverlet.

In vele rapporten werd aangetoond, dat de formulering van het bestrijdingsmiddel (met Andreaskruis) schadelijker is dan de werkzame stof. Hetzelfde fenomeen doet zich overigens ook voor bij Roundup en Bacillus thuringiensis, waar EPA in zijn documentatie duidelijk over is. EPA staat NIET in voor de veiligheid van kinderen en volwassenen, die aan genoemde herbiciden blootgesteld worden in gebieden waar de stoffen gebruikt worden voor non-food-use (spoorwegbermen, parken, enz.) echter dezelfde stof wordt ook gebruikt op akkers voor de voedselproductie.

Voor Bacillus thuringiensis wordt door EPA – aug. ’98 – zo geformuleerd:

“several raports under FIFRA have been made for various Bac. Th. products, claiming allergic reactions. However, the Agency determined these reactions were NOT due to Bac. Th. itself (blijven derhalve nog een aantal hulpstoffen over).

Ongetwijfeld kan het CTB verder uitsluitsel geven, maar niet aan het publiek/consument/slachtoffer. Over die allergische reacties wil ik U desgewenst wel een en ander zenden.

De verleende vergunning voor het herbicide Liberty staat op de tocht, zoals gezegd: tijdelijk toegelaten tot midden 2003.

Proeven met herbiciden op basis van GLA hebben niet veel zin. Wat betreft het beoogde toekomstige gebruik: het product – de suikerbiet – is afhankelijk van het bestrijdingsmiddel, doch de introductie in het milieu is niet veilig voor de menselijke gezondheid.

Wij hebben indertijd in ons bezwaarschrift aangegeven, dat de vergunningverlening niet kan worden gebaseerd op adviezen van oudere datum, die ook nog betroffen lof, mais, koolzaad en biet met GLA – andere gewassen. Het gen-construct komt terecht in het gnoom. Waar moeten wij hierbij aan denken? En wat is de uitwerking daarvan? Onomkeerbaar. Duidelijk: case by case.

De reactie was, dat de COGEM advies uitbracht conform het gevoelen van meerderheid. Dat is een hellend vlak. Er was dus geen helderheid.

Moeten we voor de voedselveiligheid afhankelijk zijn van gevoelens van de meerderheid. Dan vind ik dat er op dit punt toch gebrek is aan kennis, ook bij de COGEM-leden. Zo kwam Jeanne d’Arc op de brandstapel!

Ik wil wel even memoreren, dat het meeste wat ter tafel wordt gebracht betrekking heeft op landbouwkundige vraagstukken. Effecten op de gezondheid van de mens wordt wel, maar minder belicht.

De consument kijkt naar de voedselveiligheid, en die begint NIET bij de slager! De grootste “gemene” deler is het voedselproduct voor mens en dier in de voedselketen, en als onderdeel daarvan de toegepaste herbiciden.

Wat een heel leger van wetenschappers bezighoudt: belofte van minder werk voor de boeren, minder gebruik van herbiciden, meer winst voor de industrie. Allemaal prachtig. Maar bij o.a. dat mindere herbicide-gebruik zet ik een paar vraagtekens. Je zou het kunnen vergelijken met het drinken van een glas bier of een glas jenever: minder drinken! Geen rekening wordt gehouden met het moleculair gewicht van de werkzame stoffen in vergelijkbare middelen.

Het is van de gekke, dat de consument voor detective moet spelen om de milieuschadelijke effecten boven water te halen. Zoals de Heer Blok/VVD volgens de NRC van 8 juni jl. zei: Wij hebben wel een gevoel maar geen helderheid: en toch maatschappelijk ondernemen?

Dus door kennisgebrek kun je niet goed maatschappelijk ondernemen. Dit kennisgebrek mag toch niet de maatschappelijke opvattingen be-invloeden?

Waarom hoort publiek via de media NIETS over de milieuschadelijke effecten, ook niet in de vraagstellingen in de debatten over de voedselONVEILIGHEID?

De minister heeft een aanzienlijke mate van beoordelingsvrijheid, die wordt beperkt door de eis om steeds de landbouwkundige doelstelling van de bestrijdingsmiddelenwet te verwezelijken (d.w.z. de deugdelijkheid van het product herbicide en de milieubescherming.)

Geen ruimte om bij de benutting van die vrijheid andere belangen in aanmerking te nemen, d.w.z. de gezondheidsbescherming van de mens. Die herbiciden mogen prima werken (ze “doden”) doch ze zijn niet in het belang van de consument. De EPA schrijft het zo in het Federal Register dd. febr. 1997 inzake Glufosinaat ammonium op blz. 5335:…”there is dermal absorption of GLA…. has no qualitative data on dermal absorption for the formulation…… Without these data the Agency cannot determine the aggregate risk from exposure to children and adults, nor determine the aggregate risk to the public exposed by these non-food uses of this pesticide” (o.a. in parken enz.) Voor uw informatie ik heb een proces aangespannen voor aanvulling van de tekst in de Bestrijdingsmiddelenwet met de gevaarlijke stoffen en hulpstoffen in de formulering, die niet bekend mogen worden gemaakt!

Het probleem is niet de toxiciteit maar de blootstelling. De biet is afhankelijk van de toepassing van de werkzame stoffen (GLA en AES) en hulpstoffen in het herbicide. Door de onderzoekingen moet de consument zeker zijn dat het middel geen schadelijke nevenwerkingen zal laten ontstaan. GLA maakt 18,5 resp. 20% uit van de formulering en AES 30% – volgens mijn gegevens. Nogmaals: de hulpstoffen in de formulering zijn schadelijker dan de werkzame stof GLA.

Uit de U gezonden “Summary” van Hoechst kunt U duidelijk zien aan de hand van de rood en groen aangegeven regels, dat GLA “technical” en de formulering (handelsproduct) door elkaar worden genoemd, hetgeen de lezer gemakkelijk op een dwaalspoor zou kunnen zetten ten aanzien van de giftigheid. Iskandarova, Uzbekistan, stelt dat Basta (te vergelijken met Liberty) tot klasse I toxisch behoort. (I is de hoogste klasse). AgrEvo weigert de precieze samenstelling prijs te geven aan de burger, en dat is niet in het belang van de volksgezondheid. De consument behoort vergiftigingssymptomen in zijn eigen lijf te kunnen herkennen, en niet afhankelijk te zijn van tijdsgebrek van artsen om de samenstellingsgegevens op te vragen bij het RIVM/Centrum voor vergiftigingen. Men moet altijd vlug kunnen handelen.

En van deze herbicide is de suikerbiet afhankelijk.

Gaarne reacties aan:
L. Eijsten.


Zie ook:  Bezwaarschrift tegen aanvraag markttoelating van genetisch gemodificeerde mais, zodat de planten resistent zij voor glyfosaat


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.