Een kritische beschouwing van de argumenten die voorstanders van Genetische Modificatie van voedselgewassen aanvoeren

Onderstaande brief is ter publicatie aangeboden aan het Agrarisch Dagblad


Amsterdam, 7 Maart 2000

Luilekkerland

De laatste tijd verschijnen veel berichten, artikelen en brieven in de media over genetische modificatie van voedselgewassen in het bijzonder.

Voorstanders (zoals de Amerikaanse ambassadeur) zowel critici als Greenpeace zijn aan het woord.

Kreten als: “Verdraaiing der feiten” worden rondgeslingerd alsof het niets is. Welke feiten het zijn wordt NIET gespecificeerd. In plaats van het uiteenzetten van het voordeel en een analyse van de kritiek op die aangeprezen voordelen en het kritisch beschouwen van die nadelen.

Wij zien hier ook, dat het adagium van de Public Relations Bureaus: “..als het belang en dus het beschikbare PR-budget maar groot genoeg is, kan elke gewenste onwaarheid uiteindelijk tot acceptatie worden gevoerd. Realiseren de overheid en de andere betrokkenen zich dit reclame-aspect van betaalde herhaling voldoende?” aldus Dr. Paul E. Metz in het Chemisch Weekblad van 26 februari jl., om de hoek komt kijken. Voorstanders zien we bepaalde “argumenten” eindeloos herhalen.

We zullen een paar “argumenten” eens op een rijtje zetten en kritisch beschouwen.

  • Genetische Modificatie kan (sic!) een waardevolle bijdrage leveren aan het wereldvoedselprobleem. Kritische opmerking hierbij: hoe dat dan gebeurt wordt er nooit bij verteld. Er wordt grof gespeculeerd op de acceptatie van de toehoorder (Ook U zult bij nader inzien niet weten hoe!)
    Tot op heden zijn voor herbicide- en insectresistente gewassen wel hogere opbrengsten beloofd, maar nooit keihard aangetoond.De maisboorder geeft (gezamelijke Produktschappen maart 1999) werreldwijd een oogstderving van 4%: dat is nou niet iets om hoog van de toren te blazen.Herbicide-resistente gewassen zijn alleen maar een andere manier van onkruid-management. Ten opzichte van alternatieven is een productievermeerdering illusoir. De alternatieven zijn misschien duurder in geld of mankracht maar dat is niet in het geding. De gewasopbrengst is in het geding. En ondertussen krijgen we de herbicide-residuen op ons bord.Ook voor insectbestrijding zijn alternatieven, zoals sluipwespen inzetten of het uitzetten van steriele mannetjes. We zitten echt niet op herbicide-resistent of insectresistent gewas te wachten.

    Ook het feit, dat men in Nederland landbouwgrond aan de natuur wil teruggeven en dat men in Brazilië suikerriet verstookt tot alcohol i.p.v. benzine voor motorrijtuigen steekt nogal schril af tegen de loze bewering, dat genetische modificatie een oplossing zou kunnen zijn voor een wereldvoedselprobleem.

    Concreet: er wordt niet gewerkt aan een productie-vergroting maar aan productie-verandering: en aan inkomensvergroting van zaadhandelaren en chemie-giganten, eventueel ten koste van een reële productie-vermindering!

    Een gigantische vergroting van de voedselproductie kan overigens bereikt worden door gewassen te telen (bestaande rassen) met een groot eetbaar gedeelte, zoals kool, aardappels in plaats van tarwe met kort stro en meer eetbaar zaad. Dit kan ook traditioneel.

    Voorlopige wordt echter de wereldmarkt overstroomd met een steeds groter aanbod van voedsel en alsmaar kelderende prijzen voor voedsel, naast premies voor braak leggen van landbouwgrond (in Amerika).

    We speuren de literatuur af naar gevalideerde publicaties in erkende wetenschappelijke bladen over deze onderwerpen (groeiende wereldbevolking en productievergroting) maar steekhoudende rapporten vinden we niet.

  • Een andere bewering, die we veelvuldig ontmoeten is, dat genetische modificatie heel precies, heel gericht en voorspelbaar te werk gaat: voorspelbaar in die zin, dat er alleen effecten zijn op het gebied van het ingebrachte gen.De praktijk bevestigt dit niet. Een eenvoudig voorbeeld is de amylopectine aardappel van Avebe. Hier is een gen van die eigenste aardappel in antisense ingebracht met behulp van een genconstruct, te samen met vele andere genen (het gen-construct).Dat het genetisch modificeren zou gebeuren met één enkele goed gedefinieerde eigenschap en één gen voor die eigenschap, is weer een ander misverstand.Er waren bij Avebe een aantal transformaties (events): ze waren allemaal anders. Twee daarvan met verschillen in bloeiwijze en bladvorm werden de rassen Apriori en Apropos. Aan het blad en bloeiwijze in het veld herkenbaar. Was dat verschil in bloeiwijze ten opzichte van de ouderlijn nou voorspeld?

    Navrant detail is, dat de gewenste stof Amylopectine in overvloed gewonnen wordt uit de waxy-mais. We zaten niet op de GM-aardappel te wachten.

    Een ander navrant detail is, dat er een mutant aardappel bestaat met de gewenste eigenschap. Het zou zeker mogelijk geweest zijn op die eigenschap te kruizen door traditionele veredeling. We zaten niet te wachten op Genetische Modificatie.

    Concluderend kunnen we zeggen, dat de gezondheid van de bevolking zeer summier ter sprake komt. Echter, gezondheid van de bevolking kan je niet aan de marktwerking overlaten. Op zichzelf interessante subsidies van Economische Zaken maken wel, dat de overheid “partij” is. Dat merken we aan alle kanten.

    Zo luidt de tekst van de motie van Mevr. van Ardenne – waar zij het heeft over het brede maatschappelijke debat over GMO’s en voedsel en het instellen van een breed samengestelde Commissie Biotechnologie, dat die t.z.t. moet rapporteren over de gewenste en aanvaardbare toepassingen…… en dat er een breed maatschappelijk draagvlak moet zijn (wie?)….. en dat het wegnemen van de onzekerheden over de risico’s en het inventariseren van de baten van genetische gemodificeerde voedingsmiddelen bij kan dragen aan een groter vertrouwen in dit soort voedingsmiddelen, enz.

    DUS, het wegnemen van de onzekerheden en de baten naar voren halen. LUILEKKERLAND. Hoe neem je onzekerheden weg? Niet door de risico’s voor de gezondheid te bagatelliseren. De consument ziet heus wel, dat de weegschaal naar de voordelen van de producenten doorslaat!.

    De consument wenst ook een zo volledig mogelijke informatie te hebben betreffende de in het veld te brengen GM-organismen. Deze informatie wordt tot een minimum beperkt en in de media wordt hieraan helemaal geen aandacht besteed (uitspraken Raad van State). De gevaren liggen op de loer.

    Wat betreft de genen van het construct, dat ingebracht wordt in planten melden wetenschappers, dat we BEDUCHT moeten zijn voor b.v. het toxine-gen van Bacillus thuringiensis (Bt), dat in andere bacteriën terecht komt, met onverwachte gevolgen voor het evenwicht van de bodemfauna.

    Laten we hopen dat de minister straks een antwoord op moeilijke vragen klaar heeft.

    J. van der Meulen, L. Eijsten.


    Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

Onderzoek van Hoechst (dr. Arno Schulz) betreffende de substraten van Phosphinothricinacetyltransferase(PAT).

Amsterdam, 7 november 1999.

Twee Proefopzetten (onderzoeken) waaruit elkaar tegengestelde conclusies werden getrokken, t.w. van

  1. Charles J. Thompson, 1987: Characterization of the herbicide-resistance gene bar from Streptomyces hygroscopicus:
  2. Dr. Arno Schulz, 1993: L-Phosphinothricine N-Acetyl-transferase -Biochemical Characterization – een rapport verwerkt in Wehrmann 1996 (Schulz is co-auteur).

Het onderwerp is de charcterization van het enzym Phosphinotricinacetyltransferase PAT, en wel in het bijzonder de specificiteit van de substraten.

Het eerste onderzoek betreft de reactie van phosphinothricine met acetyl co-enzym A onder invloed van het enzym PAT en vergelijkt dit met een aantal structurele analogen van PPT Phosphinothricin.
Eén van de analogen was L-glutamaat.
De reactieprodukten werden ge-identicifeerd via een massaspectogram en de evenwichtsconstanten (de affiniteit) werd bepaald.
Naast Phosphinothricin (PPT) werden een aantal structurele analogen getest of er een acetylerinsreactie plaats vond.
L-Glutaminezuur was een van de onderzochte stoffen.

Ten opzichte van PPT was de affiniteit van de meeste stoffen gering: één stof reageerde niet

Bij deze proef, waarbij een reactie optrad tot een ge-identificeerd produkt (de detectiegrens is hier niet in het geding) dat getalsmatig kan worden gerapporteerd, lijkt er geen reden aanwezig om aan het feit, dat glutaminezuur een substraat is van PAT te twijfelen.

 

Het tweede onderzoek betreft de reactie van een groot aantal amininozuren, waaronder L-glutaminezuur, dat ook in het eerste onderzoek voorkwam, in een reactiemix tesamen met 100% overmaat PPT t.o.v. de acetylbron acetyl co-enzym A en PAT. Reactieprodukten werden via chromatografie ge-identificeerd.

Ook bij een zeer grote overmaat L-aminozuur konden geen reactieprodukten met de aminozuren worden gevonden. Er werd alleen acetylphosphinothricin gevonden.

De auteurs concludeerden dat PAT heel specifiek alleen PPT als substraat heeft.

Tegen deze, met het eerste onderzoek in strijd zijnde conclusie, kan het volgende worden aangevoerd. (Overigens wordt het eerste onderzoek in de literatuurlijst van het tweede onderzoek genoemd):

  1. Er is geen detectiegrens bepaald voor geacetyleerd L-glutaminezuur.
  2. De mogelijkheid, dat geacetyleerd glutaminezuur een acetylbron is voor de acetylering van PPT is buiten beschouwing gebleven.In de proefopzet had dit gerealiseerd kunnen worden door geacetyleerd glutaminezuur aan de reactiemix toe te voegen in een hoeveelheid boven de detectiegrens en na te gaan of deze toegevoegde hoeveelheid bij de reactie verdwijnt.
    Op grond van de resultaten van het eerste onderzoek zal het verdwijnen zeker voorspelbaar plaatsvinden!!
  3. Er is gewerkt met een reactiemix waarin een grote overmaat van een concurrerend substraat, het PPT, aanwezig was.Observaties met de zuivere aminozuren zijn niet gedaan.
  4. Een bespreking van de uitkomsten van het eerste onderzoek in het bijzonder waarom deze anders uitvielen, ontbreekt geheel.
  5. In wezen beschuldigen de auteurs van het tweede onderzoek de auteurs van het eerste onderzoek van duimzuigerij, van fraude (het eerste onderzoek bevat een schat van getalsmatige gegevens; in het tweede onderzoek ontbreken getallen).In het tweede onderzoek is dit aspect onvoldoende uitgewerkt.

De achtergrond van de conclusie, dat PAT slechts één substraat – het PTT – zou hebben is het volgende:
In herbicide (PPT)-resistente gewassen komt het gen-produkt, het PAT, voor.

Voor een toelating tot de markt moet de giftigheid van dit gen-produkt worden bekeken.

Zou dit gen-produkt kunnen reageren met onze DARMINHOUD b.v. met het -belangrijke- aminozuur L-glutaminezuur?

Het zou handenvol onderzoeksgeld betekenen om het te bagatelliseren. Totaal ontkennen lijkt voor HOECHST een betere strategie!

Wij geloven, dat de conclusie uit het tweede onerzoek totaal ongefundeerd is en dat het onderzoek niet de naam van “onderzoek” mag dragen. Het is een incompetent onderzoek, en de mensen, die dit citeren dienen op de incompetentie te worden aangesproken.

J. van der Meulen, L. Eijsten.


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten

Commentaar op aanvraag van Monsanto om binnen de EU GGO’s (mais) op de markt te mogen brengen

Betreft: Dossier C/ES/98/01: Aanvraag om binnen de EU Genetisch gemodificeerde organismen op de markt te mogen brengen, t.w. GG Maisplanten, waarin is ingebracht het epsps-gen, dat bij expressie in de planten resistentie verleent tegen herbiciden met glyfosaat als actief bestanddeel. Het betreft zowel de import als de teelt van deze mais. incl. de verwerking tot afgeleide producten.
De aanvraag is ingediend door Monsanto Europe S.A. Brussel.


Amsterdam, 10 augustus 1999.

Aan de Minister van VROM, Directie Stoffen, Veiligheid, Straling Afdeling Stoffen, ipc 655,
Directoraat Generaal Milieubeheer,
t.a.v. mr. drs. P.J. van der Meer,
Postbus 30945,
2500 GX DEN HAAG

Mijne Heren,

Betreft:
Dossier C/ES/98/01: Aanvraag om binnen de EU Genetisch gemodificeerde organismen op de markt te mogen brengen, t.w. GG Maisplanten, waarin is ingebracht het epsps-gen, dat bij expressie in de planten resistentie verleent tegen herbiciden met glyfosaat als actief bestanddeel. Het betreft zowel de import als de teelt van deze mais. incl. de verwerking tot afgeleide producten.
De aanvraag is ingediend door Monsanto Europe S.A. Brussel.

Wij geven hierbij commentaar bij bovengenoemde marktaanvrage.

Allereerst is deze mais – GA 21 – een voorbeeld van een GGO zonder een antibioticum-resistentie-gen. Het kan dus wel zonder, een heugelijk feit. Ook het bloemkoolmozaïekvirus ontbreekt. Dat is ook een zorgenkind minder.

Nieuwe eiwitten (genproducten) zijn er, maar in minieme hoeveelheden, en van een aard, welke onschuldig lijkt te zijn. Toch is er een boosdoener.

De mais is nu een vehikel voor residuen van glyfosaat in de voedselketen. Het dossier bulkt van lofredenen op het gebruik van dit herbicide. ECHTER glyfosaat is niet zo onschuldig.

Zo verscheen op 7 augustus jl. in the Lancet een artikel, waaruit blijkt, dat tuinders en anderen, welke in contact zijn geweest met bestrijdingsmiddelen, een verminderde spermakwaliteit bezitten.

Lang werd aangenomen, dat de kwaliteitsvermindering niet van invloed zou zijn op het voortplantingsresultaat. Nu blijkt echter uit genoemd artikel in the Lancet dat met dit sperma moeilijker reageerbuisbevruchtingen zijn te realiseren. Om nu maar even een zeer recent artikel te noemen. We hebben nog meer: glyfosaat is één van de bestrijdingsmiddelen welke de sperma-kwaliteit aantast. Andere zijn b.v. de insecticiden Dimetoaat en Carbofuran en de fumigant Dichloorbroompropaan.

Caroline Cox, Northwest Coalition for Alternatives to Pesticides (NCAP) verzamelde een aantal Round-UP problemen:

“Glyphosate can be persistent, can drift, is acutely toxic to humans, has shown a wide spectrum of chronic toxicity in laboratory tests, is hazardous to eurthworms, reduces nitrogen fixation, Roundup contains toxic trade secret ingredients, kills beneficial insects, inhibits mycorrhizal fungi, can increase the spread or severity of plant diseases”. (Een uitvoeriger beschrijving willen wij U desgewenst toezenden).

Onwillekeurig komt de claim van Monsanto, dat moderne biotechnologie een oplossing gaat bieden voor het voedsel voor de bevolking in de volgende eeuw in onze gedachten:
Monsanto bedoelt toch wel, dat er meer voedsel zal zijn, en niet dat er met zijn glyfosaat minder mensen zullen zijn! Dat is een rare gedachtenassociatie bij dit Lancet-artikel.

Er zijn nog twee punten in het dossier, die een kanttekening verdienen.

Ten eerste:
De plaats van de insertie in het genoom is niet aangegeven (hoewel er in de vragenlijst naar is gevraagd). D.w.z. het is “onbekend” op welke van de 10 maischromosomen de insertie ligt.

Voor het op de markt brengen van nieuwe hybriden en inbredlines met deze genetische modificatie is dit toch wel een belangrijk en noodzakelijk gegeven.

Ten tweede:
Men claimt Sustantial Equivalence. De aard en het aantal stoffen waarvoor men dit claimt is echter voor uitbreiding vatbaar.

Aan fingerprinting, d.w.z. dat de ouderlijn van GA21 dezelfde fingerprint heeft als de GMO is men niet toegekomen.

Bij deze grove manier van vergelijken zal een kannibaal wel eens de Substantial Equivalence van een varkenslapje met een ribstuk van een missionaris kunnen gaan claimen. Ze ruiken echt anders (wierook versus varkensmest).

Van de mineralen werden alleen Ca en P vergeleken;

  • geen enkele vitamine;
  • geen sterolen;
  • geen antinutriënten, zoals trypsine-inhibitoren:
  • geen enkel enzym:
  • wel een vetzuurprofiel, maar geen veresteringsprofiel.

Voor het aminozuurprofiel zouden er voor serine en tyrosine significante verschillen zijn, welke echter als onbelangrijk ter zijde zijn geschoven.. Merkwaardig is echter, dat in de tabellen met cijfers dat verschil niet is af te lezen.

Al met al een dubieuze exercitie in het dossier.
We hebben als CONSUMENT geen behoefte aan mais met glyfosaat -residu.

Gezien alle lacunes en gezondheidsschaden MAG DEZE MAIS NIET OP DE MARKT KOMEN.

Hoogachtend,

J. van der Meulen, L. Eijsten.


N.B.:
Op 24 augustus jl. ontvingen wij bericht van VROM dat van ons commentaar kennis was genomen en zal worden meegenomen bij de beoordeling van het verzoek om het in de kennisgeving beschreven product op de markt te mogen brengen.


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

Inspraak burgers bij markttoelatingen

== Omschrijving ==

Concept brief gericht aan de krant Trouw. Reactie op artikelen in de Trouw ……

Betreft de mogelijkheid van de burger, consument om bezwaren aan te tekenen tegen markttoelatingen, veldproeven.

== Auteur(s) ==
* Eijsten, Lily
* Meulen van der, J (Han)

== Volledige tekst ==

Gelezen de diverse artikelen over..
in Uw bladen van ..
moeten wij toch even de vinger leggen op het feit, dat die 58 vergunningen voor veldproeven waarvan sprake is NIET DIT JAAR werden verleend, maar in de totale periode vain 1994 t/m heden.

Als men schrijft, dat de burger geen mogelijkheden heeft bezwaren etc. aan te tekenen, dan is dat nonsens. Wij, v.d. Meulen en Eijsten zijn gewone burgers (zonder titel) en wij hebben .. commentaren, … bezwaarschriften en … beroepschriften ingediend, die bijna alle nog lopen.
Bezwaarschriften aan VROM worden “omgezet” in beroepschriften, bij de
R.v.State wanneer VROM het niet met ons eens is. Commentaren bij markttoelatingen worden gestuurd naar VROM, en die verdwijnen in een voor ons duister gat..

Hoewel, toch blijkt, dat 10 vergunningen voor markttoelating, waarover wij commentaar hebben geleverd sinds 199. nog steeds geen toestemming hebben gekregen. Dit zijn BT-Mais, raapzaad, voederbiet.  Bt.katoen, katoen, aardappel, Tomaten,

Als Trouw de moeite zou willen nemen op 15 juni a.s. 10 uur naar de Raad v.State te komen, dan kunt U daar zelf aanschouwen, dat consumenten wel degelijk actie kunnen ondernemen op legale manier. Of de drie zaken (Van der Have voor aardappels, en voor suikerbiet, Bejo Zaden voor koolsoorten) door ons gewonnen zullen worden is iets anders.

Wij nemen dat risico en wij willen zien of het voordeel van de twijfel gelegd wordt bij de multinationals of bij de consument.

Overigens wij twijfelen niet, anders zouden wij ons geld en onze dagen er niet aan geven.

En verder, wat zijn consumenten? Dat zijn wij allemaal -doorsnee- Nederlanders. Dat die Nederlanders niet allemaal het Alg.Dag. NRC of Staatscourant lezen is een ander ding. Er zijn genoeg lezers, die wèl via de legale weg actie kunnen en willen ondernemen als Trouw b.v. de desbetreffende advertenties (dat zijn de Bekendmakingen van VROM over ALLE te verlenen en verleende vergunningen) in hun blad zouden opnemen.

Dan zouden er best wel meerdere mensen actief kunnen worden. Want dat is ons bezwaar: die mededelingen zouden in ”’alle”’ grote dagbladen vermeld moeten worden. Iets voor Uw acquisitie.

De wetgever heeft er voor gezorgd, dat de mogelijkheid er is voor iedere burger om over deze toelatingen inspraak te hebben. De burgers moeten wel geanimeerd worden. Over dit punt lees ik niets in Uw krante-artikelen!


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

 

Reactie op Vraagtekens bij genetisch gemanipuleerde gewassen

== Ingezonden brief ==

Reactie op “Vraagtekens bij genetisch gemanipuleerde gewassen”
Datum 16-05-1999

== Omschrijving ==

Brief aan de Redactie van het blad Oogst naar aanleiding van het artikel “Vraagtekens bij genetisch gemanipuleerde gewassen” in het blad Oogst van 30 april 1999.

== Auteur(s) ==

* Eijsten, Lily
* Meulen van der, J (Han)

== Volledige tekst ==

AMSTERDAM, 16 mei 1999

Aan: Redactie OOGST, T.a.v. de Heer Edwin Timmer, Postbus 29745, 2502 LS DEN HAAG,

Geachte Heer Timmer,

 

Hieronder volgt een stuk, geschreven naar aanleiding van de interviews in Oogst van 30 april jl., waarover ik U onlangs belde:

”'”Wij kunnen ons niet permitteren om met “flauwe kul” te komen””’

Macht. Macht is een begrip, dat door de eeuwen heen door een deel van de gemeenschap uitgeoefend wordt en waardoor een ander deel van dezelfde gemeenschap beheerst wordt, bewust of onbewust.

Kennis is een mijlpaal op weg naar macht. Met meer kennis kan je overwicht hebben en kan je de ander manipuleren. Dit zien we voortdurend om ons heen, en daarover behoef ik niet uit te weiden. Heb je niet voldoende kennis, merk je toch intuïtief dat je gemanipuleerd wordt, en ga je proberen uit te zoeken waar je op een verkeerde wissel bent gezet, en vooral: waarom. Dan ontdek je een lawine van MISLEIDINGEN.

Misleidingen vind je b.v. in de mooie verkooppraatjes van stofzuigerverkopers en vinden hun vervolg in verkooppraatjes van grote concerns met wereldwijde economische belangen. Belangen van wie? Van de aandeelhouders? Uiteindelijk zijn wij allemaal aandeelhouders, al realiseert men zich dat niet zo gauw. Je hebben allemaal deel in pensioenfondsen, verzekeringen enz.

Maar zodra je merkt, dat er pertinente leugens verkocht worden, spring je in het geweer. vooral als je merkt, dat duidelijke bewezen feiten 180 grd verdraaid worden! Voorbeelden te over.

Deze ontboezemingen overvielen mij bij het lezen van Uw artikel “Vraagtekens bij genetisch gemanipuleerde gewassen”.

Fouten worden allerwegen gemaakt. Maar als het voedsel betreft voor de wereldbevolking, dan is dat andere koek – ik bedoel nu niet veekoeken voor onze veestapel die dingen bevatten, die we (straks) op ons bord krijgen, en waarover het produktschap Diervoeding geen uitsluitsel wil geven!

Ik lees, dat votig jaar 58 vergunningen werden afgegeven -kennelijk overgenomen uit-het rapport door de Heer P. Schenkelaars namens Greenpeace. Dat aantal is wat overdreven. Die vergunningen werden afgegeven gedurende 1993 t/m 1998 (1 in 1999).

De Heer Saat – een aardige man overigens – zegt gelukkig niet dat biotechnologie veilig is; dat kan ook niet, want ongeveer alle wetenschappers zeggen, dat er meer onderzoek moet komen. Nou, dan vind ik dat novel food NIET veilig. Om dat dan grootschalig aan de consument aan te bieden is gewoon misdadig, vind ik als consument. Vooral omdat de doorsnee consument geen inzicht heeft in de gevolgen op de lange termijn, waar diverse valabele onderzoeksrapporten op wijzen.

Als een gen in een plant wordt ingebracht, is het aannemelijk dat een bedoelde eigenschap zich manifesteert. Maar wat het gen-”’construct”’ verder veroorzaakt in de plant is duister. Ziekteverwekkers, die resistent kunnen worden tegen het antibioticum Amikacine en 8 andere antibiotica wanneer zij in de gelegenheid zijn dit gen nptIII op te pikken – hier doelen wij op de aardappelen A priori en A propos van Avebe.

De Heer Koninkx haalt uit zijn computer twee onderzoekspublikaties, en vindt dit natuurlijk verontrustend. Topje van een ijsberg. Hoeveel verontrustender zou het zijn om te zien hoeveel publicaties te voorschijn zouden komen na een professioneel literatuuronderzoek! Welke databases heeft de computer gebruikt?

Alle zogenaamde literatuuronderzoeken zijn niet allemaal goed. Als voorbeeld noemen wij het literatuuronderzoek door M.M. Mees, et al. aan de Universiteit Leiden over de spermakwaliteit, met steun van het RIVM, aan welk onderzoek ernstige gebreken kleven, zoals keuze van de databasis, keuze van de zoekstrategie. Het is absurd, dat deze informele oefening onder de vleugels van het RIVM opgekrikt kon worden tot iets wereldschokkends, en uitgebreid in de pers vermeld werd. En niemand reageert! Weet het publiek veel. Sommige mensen kunnen allerlei onbewezen feiten spuien, omdat het publiek het toch niet snapt. Wij vinden dat misdadige manipulatie.

Volgens de Heer Saat vindt het onderzoek voor voedselveiligheid pas plaats bij een commerciële aanvraag. Dit is toch verschrikkelijk. Waarom kan daar niet eerder aan gewerkt worden. Eerst jaaaaaren (soms 20 jaren) ergens aan werken, en dan pas kijken naar de voedselveiligheid. Zoiets vinden wij onbegrijpelijk.
Een voorbeeld daarvan zien we nu bij die Avebe-aardappelen. Nu krijgt de fabrikant de kous op de kop, terwijl hij al jaren wist, dat het ingebrachte nptIII-gen voor een antibioticum Amikacin en 8 andere antibiotica voor problemen zou gaan zorgen. Eigen schuld, dikke bult. Cogem had beter moeten weten. Hoe betrouwbaar zijn adviezen?

Volgens Cogem zal ook Van der Have de veiligheid moeten garanderen. Nou? Natuurlijk is een GGO-gewas anders dan een traditioneel gewas. De veredelaar verandert de boel toch doelbewust?

Maar als het straks onverhoopt zover komt, dat er tengevolge van b.v. herbicide-gebruik (b.v.Glufosinaat ammonium bij herbicide-resistente gewassen grootschalig b.v. neurotoxische gevolgen zijn (Apoptosis – Watanabe) dan zal er tegen die tijd wel een wet liggen, dat de slachtoffers geen schadevergoeding krijgen (zoals in de VS bij slachtoffers van Agent Orange), want de consumenten hebben VRIJE KEUZEMOGELIJKHEID gehad!!!

De Heer Bergmans kan het ook mooi zeggen – moet hij voor de kosten opdraaien als oude mensen in het ziekenhuis liggen met b.v. TBC of lage longontsteking, en overlijden omdat zij geen redding kunnen krijgen van de werking van Amikacin tesamen met een ander antibioticum (synergisme). Zijn opmerking “flauwekul” is goedkoop, misplaatst en niet wetenschappelijk. Wat is de basis van zijn opmerking? Het is begrijpelijk, dat hij van zich af slaat, want Cogem heeft meerdere malen verklaard dat aardappelen met nptIII-gen veilig zijn.

Wij kunnen ons niet permitteren met “flauwe kul” te komen. Als onze bezwaren zijn door gevalideerde onderzoeksrapporten onderbouwd.

Dat zinnetje: “Zolang we er niet zeker van zijn of iets veilig is, moet de consument kunnen kiezen. Want wie is verantwoordelijk als straks een explosie volgt van allergieën?” is een gotspe. De consument moet juist beschermd worden en wordt nu voor de leeuwen gegooid. De Heer Saat vindt die vraag “ongepast”. Wij vinden zijn opmerking ONZINDEZIJK.

Men praat over afweging tussen voordelen en risico’s van een gewas. Dat is een landbouwkundige kwestie. De gezondheid van de mens wordt zelfs maar niet aangeroerd. Net b.v. als in de Milieumeetlat – omdat men niet over gegevens beschikt – en net zoals de HAN in haar rapport aangeboden aan de Heer Doornbos van het LTO vermeldt, dat Arbeidstoxicologie expliciet buiten beschouwing is gelaten.

Ach, wat moet die domme consument: De boer en tuinder mogen uiteindelijk zelf kiezen. Zelfs de Heer Doornbos van LTO wordt misleid. De boer kan ook niet kiezen. Veevoeder wordt hem ook zo aangeleverd, zonder analyse. Consument let op Uw zaak! De consument moet zich wapenen tegen nare gevolgen (DES, Agent Orange, Asbest en nu ook “betonrot” in 150.000 huizen! Oorzaak: sneller drogen, sneller afleveren sneller afbrokkelen. Hier staat ook zo’n 20 à 30 jaar voor).

Tot slot nog even de Heer Bergmans citeren: Absolute veiligheid is niet te bewijzen. Er zijn echter vele bewijzen van ONVEILIGHEID, en
de mogelijkheden om mensenlevens te redden (door Amikacin) mag je niet aantasten. Dat is een onrechtmatige daad!

 

L.Eijsten en J. van der Meulen


Zie ook


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

 

Bezwaarschrift bij een ontwerpbeschikking betreffende herbicide-resistentie

Bezwaarschrift bij een ontwerpbeschikking betreffende herbicide-resistentie

Betreft aanvraag van D.J. van der Have BV, Kapelle om een vergunning voor veldproeven met niet-bloeiende GM glufosinaat-ammonium-resistente SUIKERBIETEN in 9 provincies.
Dossier BGGO 99/05.

Opmerkingen en bezwaren bij bovengenoemde Ontwerpbeschikking betr. Herbicide-resistentie Versie Februari 1999.

Gezien de belangrijkheid van de aangevoerde punten in onderstaand bezwaarschrift, zouden wij graag commentaren ontvangen. Ons adres vindt u onderaan de brief.

English text below.


Amsterdam, 5 april 1999.

Ministerie van VROM,
Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Stoffen, Veiligheid, Straling, ic 655,
T.a.v. mr drs P.J. Van der Meer,
Postbus 30945,
2500 GX DEN HAAG

Mijne Heren,

Betreft aanvraag van D.J. van der Have BV, Kapelle om een vergunning voor veldproeven met niet-bloeiende GM glufosinaat-ammonium-resistente SUIKERBIETEN in 9 provincies.
Dossier BGGO 99/05.

Opmerkingen en bezwaren bij bovengenoemde Ontwerpbeschikking betr. Herbicide-resistentie Versie Februari 1999.

Eerste opmerking

Onze eerste opmerking is, dat deze GMO nu eens geen antibioticum-resistentie gen als merker bevat. Dit is een belangrijke stap in de goede richting.

Wij suggereren daarom ook om dit feit in de titel van de beschikking (in overleg met Van der Have) te verwerken, b.v. “Suikerbiet met GLA-resitentie en een merker-systeem niet berustend op anti-bioticum-resitentie.”

Het door Van der Have gebruikte systeem (igpd gen) wordt eigenlijk niet veel genoemd, maar het is wel reeds lang bekend.

Tweede opmerking

De tweede opmerking gaat ook over merkersystemen. Wij vragen ons af, waarom het ingebrachte pat-gen niet als merker is gebruikt. Eventueel dus met zowel een prokaryotische promoter naast een eukaryotische promoter.

Derde opmerking

Deze opmerking betreft de advisering door COGEM. Voor deze Ontwerpbeschikking is uitgegaan van een advies van COGEM van 4 februari 1997 over een vrijwel identieke GGO ook van Van der Have uit 1996, BGGO 96/20, getiteld “Glufosinaat R via protoplasten”.

Het betreft dezelfde plant (suikerbiet) met dezelfde vector getransformeerd naar eerdere transformanten (TrE 8 en 9). De huidige aanvrage betreft transformant TrE 18. Bekijken we dit ADVIES, dan is er ten eerste sprake van een minderheidsstandpunt en ten tweede op het terugvallen voor het pat gen op nog oudere adviezen.

De zinsnede, dat er intussen geen nieuwe zaken aan het licht zouden zijn gekomen, die een bijstelling van het advies zouden rechtvaardigen, is geheel vrijblijvend. Uit niets blijkt, dat er een opdracht voor onderzoek is gedaan, dat deze opdracht is besproken en geëvalueerd.

Recentelijk heeft het CTB ook een aanvrage om GLA toe te laten op een genetisch gemodificeerd gewas afgewezen. Ook heeft de CTB de bestaande toelatingen van GLA verlengd tot 1 september 2000, omdat er nog een groot aantal vragen liggen, die beantwoord moeten worden.

Dit alles vinden wij helemaal niet zuiver op de graat.

Wij maken bezwaar tegen deze gang van zaken om op oude adviezen blind te varen. Het lijkt ons een kleine moeite om dit transparanter te maken, om ons bezwaar de wereld uit te helpen, door ALSNOG DE COGEM OM UPDATE VAN ADVIEZEN TE VRAGEN.

Vierde opmerking

Uit de plasmidekaart en de gevolgde transformatiemethode blijkt, dat de insertie ook een “origin of replication” kan bevatten. Beschouwingen over een eventueel risico hiervan ONTBREKEN.

Wij maken derhalve bezwaar tegen het ontbreken van risicobeschouwingen dienaangaande.

Vijfde opmerking

Het gaat hier om een glufosinaat-resistente suikerbiet. Wij krijgen dus te maken met de aanwezigheid van het eiwit (enzym) phosphinothricinacetyltransferase in de plant en dientengevolge ook met die aanwezigheid in
– bietenpulp – diervoeding – voedselketen
– melasse – diervoeding – voedselketen
– vinasse – restant na extractie van spiritus
– schuimaarde

Al deze producten zouden eventueel in het veevoeder-circuit terecht kunnen komen, resp. kunnen ook daarbuiten verwerkt worden, bijv. tot kattenbakkorrels of tot spiritus.

Een toxicologische evaluatie als veevoeder acht Van der Have niet van toepassing.

En een protocol voor de vrijwillige diervoedertoets bestaat NIET.

Wij willen er echter uitdrukkelijk op wijzen, dat Hoechst Schering (AgrEvo) lobbyed voor het inbrengen van glufosinaat-resistentie in gewassen en de gevaren van het eiwit phosphinothricinacetyltransferase probeert te bagatelliseren.

In 1987 verscheen het artikel:
Thomson, C. J. et al.
“Characterisation of the herbicide-resistance gene bar from S.hygroscopicus”
The EMBO Journal Vol. 6 no.9, pag. 2519-23.

Hierin is beschreven dat phosphinothricin-Acetyl-transferase ook glutaminezuur als substraat heeft.(Door de beide stoffen bij elkaar te voegen, en het reactie-produkt aan te tonen.)

Hoechst bestrijdt dit in een rapport (93-01):
Dr. Arno Schulz
“L-phosphinothricin N acetyltransferase
Biochemical Characterisation”

Hierin wordt glufosinaat TESAMEN met een grote overmaat glutaminezuur (en andere aminozuren) aan de werking van het acetyltransferase blootgesteld (met acetylbron).

Schulz kon GEEN reactieprodukt met glutaminezuur aantonen en concludeerde toen maar, dat glutaminezuur geen substraat zou zijn.

DIT IS ONJUIST EN ZEER MISLEIDEND omdat

  • in situaties waarin het acetyltransferase (aanwezig in de gemodificeerde plant) toxisch zou kunnen werken, zoals in ons maagdarmkanaal, de gelijktijdige aanwezigheid van grote hoeveelheden glufosinaat niet bestaat (zie Thomson). Ongelofelijk!
  • het onder de proefomstandigheden van Schulz logisch is, dat het acetyltransferase het glufosinaat gaat acetyleren met gebruikmaking van niet alleen de bijgevoegde acetylbron, maar ook met gebruikmaking van geacetyleerd glutaminezuur als acetylbron (omdat affiniteit van het transferase voor glufosinaat groter is).
    In een MENGSEL zal alleen een reaktieprodukt gevormd worden met het substraat waarvoor de meeste affiniteit bestaat.EEN ZEER MISLEIDEND RAPPORT.

Wij maken bezwaar tegen het ontwikkelen van een GMO waarin dit gen-produkt voorkomt.

Zesde opmerking.

Het herbicide-resitentie-gen wordt ingebracht als een cassette met de bloemkoolmozaikvirus promoter en terminator.

De aanwezigheid en vooral de MASSALE AANWEZIGHEID van deze (krachtige) promoter en terminator is ongewenst, omdat:

Bestaande virussen (met hun eigen promoter-terminator-cassette) nu meer de kans krijgen om door recombinatie hetzij hun gastheerbereik te vergroten, hetzij hun virulentie te vergroten.

Wij maken bezwaar tegen het ontbreken van een risico-beoordeling van dit onderdeel van de insertie.

Zevende opmerking.

In de ontwerpbeschikking is de beoordeling van de toxicologie van het herbicide, waarvoor de resistentie is ingebouwd, overgeheveld naar het CTB. Voor een GMO-toelating zouden ze niet relevant zijn.

Nu is het zo, inderdaad, dat de CTB een vinger in de pap heeft. Onlangs verbood zij zelfs het gebruik van glufosinaat-ammonium op een GMO (mais) welke hiervoor resistentie bezat.

Wat zal Van der Have hebben aan een suikerbiet met glufosinaat-resistentie die ditzelfde lot ten deel valt? Om het herbicide gebruik buiten beschouwing is struisvogelpolitiek of gemakzucht.

De Scientific Committee on Plants beoordeelt GMO’s ook inclusief het gebruik van herbiciden op de plant; zie hiervoor haar Guideline:

Guidance Document To Facilitate Notifiers In The Preparation Of Plant GMO Dossiers For Consideration By The Scientific Committee On Plants SCP/GMO/103-Final http://www.biotechknowledge.com/showlib.php3?1007

KERNPUNT daarbij is, dat de GMO een herbicide anders kan metaboliseren als een niet-gemodificeerde plant, en dat er andere residuen te verwachten zijn.

Het advies van SCP om een GGO toe te laten is dus MET INBEGRIP van het herbicide gebruik. (Dat herbicidegebruik kan ieder herbicide zijn, niet alleen speciaal het herbicide waarvoor resistentie is ingebouwd).

In geval van onze suikerbiet zal de resistentie er toe leiden, dat:

  • A. Er in het gehele groeiseizoen tegen onkruid kan worden gespoten, en de plant VOORTDUREND METABOLIETEN kan opstapelen, en niet alleen slechts op het einde van het groeiseizoen (om het SUIKERGEHALTE in de biet te verhogen – zie patent);
  • B. Er een nieuwe metaboliet (het geacetyleerde GLA) ontstaat, waaruit het GLA bij VERTERING weer VRIJKOMT.

Zowel A als B leiden ertoe, dat de toxicologie van GLA ook bij de beoordeling van het GMO zelf in het geding is, en dit niet alleen een zaak is van het CTB betr. het bestrijdingsmiddel.

Wij maken bezwaar tegen het ontwikkelen van een GMO met GLA resistentie, waarbij niet uitvoerig is ingegaan op de risico’s van GLA-toepassing.

Tenslotte geven wij hierbij een aantal punten, waarvan wij vinden, dat GLA en GLA-RESISTENTIE KWALIJKE ZAKEN zijn, welke ten onrechte als heel onschuldig worden voorgesteld.

1. Het zou niet teratogeen zijn volgens Hoechst:

E. Ebert et at.: Summery of safety Evaluation toxicity studies of Glufosinate ammonium. 1989/1990.

Afwijkingen gevonden bij het nageslacht van konijnen werden door Hoechst onder de tafel geveegd als zijnde een gevolg van de “maternal toxicity”!!

De toxiciteit op het moederdier zou haar verhinderen gezond nageslacht te krijgen! Wij vinden dit een vies spelletje met woorden.

Wij leggen daarnaast de onderzoekgegevens van Tomoko Fujii et at. 1996
“Alterations in the Response to Kainic Acid in Rats Exposed to Glufosinate Ammonium, a Herbicide, during Infantile Period” Studie gesponsored door het Japanse Ministry of Education, Science, Sports and Culture. Exposure to GLA, even in low doses (1 mg/kg) during Infantile Period in the rat, induces alterations in the kainic receptor in the brain.

T. Watanabe. 1996
“Apoptose induced by GLA in the neuroepithelium of developing mouse embryos in culture. Geprogrammeerde celdood door afscheiding van stoffen, welke de cel inwendig vernietigen; deze zelfmoord wordt gereguleerd door een zelfmoordgen, dat kennelijk door GLA wordt aangeklikt.

T. Watanabe et al. 1997.
“Developmental and Dysmorphogenic Effects of GLA in mouse Embryos in culture”. Misvormingen.

2. Het zou niet sensibiliserend zijn.

Het tegendeel van “Non-sensitizing properties”van GLA heb ik (Eijsten) aan den lijve ondervonden. Hierover heb ik reeds eerder melding gedaan. In 1992 werd ik gesensibiliseerd (iemand van de plantsoenendienst ging door met het bespuiten van grasranden in een park met Finale SL 14, terwijl ik daar op een bank zat te lezen – met mijn hond. Ogenschijnlijk niets aan de hand. Het jaar daarop echter liep ik met hond langs grasranden, die kort tevoren bespoten waren met dit herbicide en prompt 7 uren later zaten mijn benen vol eczeem. Volgende dag liep ik dezelfde route, maar nu met mouwloze blouse, en prompt waren ook mijn armen en gezicht vol eczeem. (Ook mijn hond had rode vlekken op zijn buik).

Hierover heb ik reeds vele malen verslag gedaan. Het ernstige is echter, dat men probeert deze feiten onder tafel te schuiven, b.v. met het argument van voedselallergie. (Brief van VWS, Hr. Top/ Mevr. Terpstra van 10 juni 1996).Een zeer wetenschappelijke mededeling. Op de ingestuurde foto was duidelijk te zien dat het eczeem voorkwam op onbeschermde lichaamsdelen! Ook was er op de rug van mijn handen geen eczeem -logischerwijze door handenwassen na het contact.

Onderzoek bij de dermatoloog bestond uit testen met patches met vasaline waarin het herbicide was aangebracht. Dus een hydrofiele stof werd getest met een hydrofobe stof. Logisch dat er geen effect na de test te zien was. Tot driemaal toe heeft de dermatoloog op dezelfde wijze getest, ondanks mijn verzoek te testen met een hydrofiele stof, b.v. Lanoline of puur op de huid.

Zijn argument was:”Ik doe het altijd zo”, hiermede zijn incompetentie uitende. Voordien had hij mij meegedeeld, dat hij dit herbicide niet kende, en mij verzocht dit herbicide mee te brengen. Dit was vreemd, daar Finale al zo’n 20 jaar gebruikt werd. Dat was ook de reden, dat ik diverse literatuur verzamelde over Finale en een Amerikaans boek liet zien waarin methoden stonden vermeld om sensibilisatie aan te tonen.

In de EU LEGISLATION worden vele methoden voorgeschreven om sensibilisatie aan te tonen. Ik vraag mij steeds af, wat de reden was dat hij geen andere test wilde doen. Ik vind dit allemaal zeer laakbaar.

Als dermatologen in Nederland allen zo handelen als “mijn dermatoloog”, dan worden er nooit gevallen van eczeem tengevolge van GLA aangetoond!

Wat is de reden om de juiste tests niet te doen?

Wij zijn de mening toegedaan, dat alles geprobeerd wordt om de schadelijke werking van GLA te verdoezelen. In het jaarverslag van Consument en Biotechnologie 1996/1997 werd vermeld, dat het rapport van Fujji uit 1996 aangaf dat hersenbeschadiging werd aangetoond met grote doses. Terwijl ik notabene op verzoek van C & B het bewuste rapport van Fujii uit 1996 aan hen had gestuurd. Dit rapport ging er juist om, dat met zéér kleine doses werd gewerkt (1 mg/kg). Op mijn klacht beloofde men mij een en ander te zullen corrigeren. Onlangs deelde men mij mede., dat er niets zal worden gecorrigeerd. Zonder motief waarom. Deze verdraaiing van de waarheid is een voorbeeld van foutief lobbyen.

Wij vinden het noodzakelijk het vorenstaande over sensibilisatie nogmaals mee te delen, in het kader van de gevaren die er bestaan bij spuiten van herbiciden en door de drift bij het telen van-kleinschalig of grootschalig-herbicide-resistente gewassen. Wet van Murphy.

Met de meeste hoogachting,

J. van der Meulen, L. Eijsten.

P.S.: wij zijn altijd bereid aangehaalde literatuur op Uw verzoek op te zenden.


Objection to a draft decision on herbicide resistance by J. van der Meulen, L. Eijsten FRAGMENT

GLA and glyphosate.

In 1987, the following article was published: Thomson, C. J. et al., ‘Characterisation of the herbicide-resistance gene bar from S.hygroscopicus’, EMBO Journal Vol. 6 No 9, pages 2519-23. It described how phosphinothricin-acetyltransferase also has glutamic acid as a substrate, by mixing the two substances and demonstrating the reaction product. Hoechst contested this in a report (93-01) by Dr Arno Schulz: ‘L-phosphinothricin N acetyltransferase biochemical characterisation’. Glufosinate had been exposed, TOGETHER with a seriously excessive amount of glutamic acid (and other amino acids) to the effects of the acetyltransferase. Schulz had been unable to demonstrate ANY reaction product with glutamic acid and thus concluded that glutamic acid was not a substrate.

THIS IS INCORRECT AND HIGHLY MISLEADING because • in situations in which the acetyltransferase (present in the modified plant) could have a toxic effect, as in our gastrointestinal tract, large quantities of glufosinate are not simultaneously present (see Thomson). Unbelievable! • it is only logical that, under Schulz’s test conditions, the acetyltransferase would acetylate the glufosinate using not only the added acetyl source but also acetylated glutamine acid as an acetyl source (because the transferase has a higher affinity for glufosinate). In a MIXTURE a reaction product will be produced only with the substrate for which it has the highest affinity.

A VERY MISLEADING REPORT. We object to the development of a GMO containing this gene product.

1. According to Hoechst, it is not teratogenic. E. Ebert et al.: ‘Summary of safety evaluation toxicity studies of glufosinate ammonium’, 1989/1990. Defects found in rabbit progeny were brushed under the carpet by Hoechst, which claimed that they were the result of ‘maternal toxicity’!! The toxic effect on the mother was claimed to prevent her giving birth to healthy progeny.

We believe they are playing fast and loose with the words they use. We would put forward instead the research data of Tomoko Fujii et al., from 1996: ‘Alterations in the Response to Kainic Acid in Rats Exposed to Glufosinate Ammonium, a Herbicide, during Infantile Period’, a study sponsored by the Japanese Ministry of Education, Science, Sports and Culture. ‘Exposure to GLA, even in low doses (1 mg/kg) during Infantile Period in the rat, induces alterations in the kainic receptor in the brain’. T. Watanabe, 1996: ‘Apoptose induced by GLA in the neuroepithelium of developing mouse embryos in culture’. Programmed cell death as a result of the secretion of substances which destroy the cell from within; this ‘suicide’ is regulated by a suicide gene which appears to be activated by GLA. T. Watanabe et al., 1997: ‘Developmental and dysmorphogenic effects of GLA in mouse embryos in culture’.

Deformities.

2. It is not considered to be sensitising.

Ms L. Eijsten discovered for herself the exact opposite of GLA’s ‘non-sensitising properties’, something she has reported previously. In 1992, she – and her dog – became sensitised: a parks department employee carried on spraying the edges of the grass in a park, where she was sitting reading on a bench, with Finale SL 14. Nothing apparently amiss.

However, a year later she was walking her dog by grass which had shortly before been sprayed with the same herbicide and promptly, seven hours later, her legs were covered in eczema. She walked the same route the next day, this time in a sleeveless blouse, and within no time her arms and face were also covered in eczema (the dog too had red patches on its stomach).

She has reported on this many times already. The serious thing is, however, that every attempt is made to brush these facts under the carpet, arguing that her symptoms were caused by a food allergy (letter of 10 June 1996 from Mr Top / Ms Terpstra at the Netherlands Ministry of Health, Welfare and Sport (VWS); a very scientific communication.

The photograph sent showed clearly that the eczema was on unprotected parts of Ms Eijsten’s body. And there was no eczema on the back of her hands – logically, because she had washed her hands after the contact. A dermatologist carried out tests involving patches with Vaseline to which the herbicide had been added.

This meant that a hydrophilic substances was being tested using a hydrophobic substance. It was logical that no effect should be visible after the test. The dermatologist carried out tests in the same way three times, despite Ms Eijsten’s request that a hydrophilic substances, such as lanolin, be used, or that the herbicide be tested on her skin by itself.

His argument was that he always worked that way, thus making his incompetence clear. He had previously told her that he did not know the herbicide in question and had asked her to bring some with her. That was strange, because Finale had already been in use for some 20 years.

This was also why she collected various articles about Finale and showed the dermatologist an American book describing methods for demonstrating sensitisation. EU LEGISLATION prescribes many methods for demonstrating sensitisation. Ms Eijsten constantly wondered why the dermatologist did not want to carry out any different tests. She found this all very improper. If all dermatologists in the Netherlands took the same approach as ‘her dermatologist’, no cases of eczema resulting from GLA would ever be found!

Why should the correct tests not be done? We believe that everything possible is being done to cover up the harmful effects of GLA. The annual report of the organisation Consument en Biotechnologie for 1996/1997 reported that Fujii’s 1996 report stated that high doses had been found to cause brain damage.

And it should be noted that it was Ms Eijsten who sent the report in question to Consument en Biotechnologie, at their request. The report concerned precisely the fact that the work had been done using very small doses (1 mg/kg). When she complained, they promised to correct the errors.

Recently she was informed that no correction is to be made. No reason was given. This twisting of the truth is an example of false lobbying. We believe that the above information on sensitisation has to be communicated once again, against the background of the dangers which arise when herbicides are sprayed and as a result of drift when herbicideresistant crops are cultivated, be it on a large or a small scale. Murphy’s law.

Extract from: Objection to a draft decision on herbicide resistance by J. van der Meulen, L. Eijsten


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.


 

Comentaar op visie LTO-Nederland op het gebruik van biotechnologie in de agrarische sector en de voedingsindustrie

== Artikel ==

Comentaar op visie LTO-Nederland op het gebruik van biotechnologie in de agrarische sector en de voedingsindustrie. 01-12-1998

== Auteur(s) ==
* Eijsten, Lily
* Meulen van der, J (Han)

== Volledige tekst ==

Commentaar op visie LTO Nederland op het gebruik van biotechnologie in de agrarische sector en de voedingsindustrie.
——
Algemeen: Het stuk kan onmogelijk uit de mond en het hart van een agrarier komen, maar verwoordt het standpunt van een industriëel, die overigens elke verantwoording en aansprakelijkheid voor de gevolgen bij de toepassing van zijn produkten van tevoren afwijst.

Het ademt een ontoelaatbare vooringenomenheid uit (b.v. blz.6: Voorlichtingsinstituut).
——-
Dat ”’moderne”’ biotechnologie een bijdrage zou kunnen leveren aan een milieu-vriendelijker land- en tuinbouw is gezwets, napraten van perceptie-managers welke deze Biotech promoten.

Het idee, dat moderne biotechnologie tot produktie-verhoging leidt is absurd.

De produktie is gerelateerd aan de benutting van de ingestraalde zonne-energie (50Watt per m2) en het benutten van arbeid en kapitaal-input.

Je kunt nooit meer dan de ingestraalde 50 Watt/m2 terugwinnen. Dit begrenst het mogelijke.

Met ”’moderne”’ biotechnologie kan door een andere inzet van kapitaal en arbeid misschien hooguit dezelfde opbrengst worden bereikt als bij traditionele teelt-waarbij men het onderste uit de kan heeft gehaald. Die andere inzet van kapitaal en arbeid levert misschien voor bepaalde instanties (multinationals) voordeel op, maar is geen produktie-verhoging. Dat laatste is gezwets.

Op het idee, dat produktie-toename mogelijk is door b.v. droogteresistentie in een gewas als rijst te manipuleren, zodat deze net als tarwe kan worden verbouwd op drogere grond is onzin. Je moet daar gewoon tarwe verbouwen!

We refereren hier aan de tarwe-importen als voedselhulp aan hongerend India. Aanvankelljk weigerden de rijst-eters tarwe te eten, maar nu bedruipt India – met tweemaal zoveel inwoners – zichzelf door grootschalig tarwe te verbouwen.

Bij herbicide-resistentie wordt voorbijgegaan aan het feit, dat deze resistentie een poort is voor het insluizen van herbicide-residuen in de voedselketen en dus
VOLSTREKT ONACCEPTABEL is, wegens aantasting van het zenuwstelsel door glufosinaat (o.a. misvormingen) en aantasting van de voortplanting door vermindering van de spermakwaliteit door glyfosaat.


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

Maisglutenvoermeel – onveiligheid

== Omschrijving ==

Brief aan Hoofdinspectie Gezondheidsbescherming, Keuringsdienst van Waren, over de onveiligheid van maisglutenvoermeel
1998-07-10

== Auteur(s) ==

  • Eijsten, Lily

== Volledige tekst ==

Hoofdinspectie Gezondheidsbescherming, Keuringsdienst van waren.

Postbus 5840, 2280 EEV RIJSWIJK, t.a.v. de Heer Dr ir P.C. Bragt.

Mijne Heren,

Betreft Maisglutenvoermeel.

Op mijn brief van 18 januari jl. handelende over de onveiligheid van het betreffende maisglutenvoermeel antwoordde U op 18 februari jl.

Wij zijn nu bijna 4 maanden verder, maar ik heb van niemand nog enige ter zake doende reactie ontvangen.

Dat de uitgangsprodukten, van dat maisglutenvoermeel intussen werden toegelaten doet niets af aan de schadelijke aspekten daarvan op de volksgezondheid. Het Rikilt
(Dr Kuiper) en de Scientific Committee on Plants (Dr Kuiper) in hun rapportage ten spijt.

Volgens telefonische mededeling aan mij van Dr Kuiper werd niet gelet op de gezondheidseffekten van de residuen, ondanks zijn specialisme. Dit zou het terrein zijn van het CTB.

Desniettemin was de rapportage van het Rikilt aan het ministerie voldoende voor Minister van Aartsen te laten verklaren aan het NZO dat het glutenvoermeel “veilig” – was – met alle gevolgen van dien. Deze verklaring vond zijn weg in een groot netwerk.

Ik stuurde U op 24 januari jl. een 7-tal steekhoudende documenten inzake residuen en metabolieten.

In Uw brief liet U uitkomen, dat ik “vragen” stelde. Dat is helemaal niet zo. Ik deelde relevante ”’feiten”’ mede. De vragen, die ik wel stelde waren:
# Welke instanties hebben de maisgluten in Nederland onafhankelijk getest?
# Wie wil er nu ook maar enige risico lopen voor zijn gezondheid ten faveure van de chemische industrie?

De vraag, die ik nu stel is, dat er alle reden is te twijfelen aan de veiligheid van de maisgluten (ik hoorde, dat in het voermeel restanten van katoenzaad zit – glyfosaatresiduen) met het oog op de residuen van herbiciden in de uitgangsprodukten in de voedselketen. Hoewel dit eigenlijk ook geen vraag is, maar een constatering.

Herhaaldelijk heb ik (en ik niet alleen) aangedrongen om een afschrift te ontvangen van het schriftstuk van het Rikilt, dat de minister aanleiding gaf te verklaren begin januari dat dat maisglutenvoermeel veilig is.

Uit het oogpunt van openbaarheid bestuur: niemand heeft iets hierover ontvangen. Ik ga haast aannemen, dat er ook geen gedegen onderzoeksrapport bestaat sinds januari jl. En dat men ons dus aan het lijntje houdt.

Het is ontzettend te moeten constateren. dat men in dit land wat betreft onze eigen volksgezondheid afgaat op hetgeen de leverancier ons belieft mee te delen. Vertrouwen is hier totaal misplaatst. Op school leerde ik dat reeds. De misleidingen zijn niet van de lucht. Ook niet de “stennis” en de blufpoker van b.v. Monsanto, die nu uiteindelijk heeft moeten-toegeven, dat

“last week’s deals are structured to -limit-Monsanto’s debt. Analysts speculate that the debt makes Monsanto a takeover target for DuPont” (2 weken geleden).

Uiteindelijk werd Monsanto overgenomen door American Home Products. Speelbal is de consument — en dat zijn we allemaal.

Nog even — die achteruitgang van de spermakwaliteit werd door Yousef. Alexandrië, die zich bij zijn proefnemingen strikt hield aan de EU—legislation, onderzocht.

Konijnen hebben geen last van nauwe broeken, alcoholgebruik en roken, waarmede sommige in de publiciteit tredende wetenschappers zo graag de NAR spelen, om de lachers op hun hand te krijgen!

In de Tweede Kamer werden vragen gesteld over dat maisglutenvoermeel. Op de antwoorden daarop gaven WIJ bijgaand commentaar.

In instanties, welke dergelijke antwoorden op kamervragen geven, kan de consument geen vertrouwen hebben.

Het springende punt is: verantwoordelijkheid voor de financiële gevolgen van de gezondheidsschade bij het gebruik van residuen. Wie? Producent van het uitgangsprodukt, de overheid, die steunt op zijn raadgevers, of de voorlichter?

Graag zou ik commentaar ontvangen.

 

Met vriendelijke groeten,
L.Eijsten


10 juni 1998

 

Hoofdinspectie Gezondheidsbescherming,
t.a.v. de Heer Bragt.

 

Geachte Heer Bragt,

 

Na het beëindigen van bijgesloten brief aan U dd. 9 dezer ontving ik een Material Safety Data Sheet van Solaris, betreffende Roundup Concentrate Brush Killer, Cas Registry nr. 38641-94-0.

Vooral in verband met de kwestie van verantwoordelijkheid is het interessant te zien, hoe Monsanto/Solaris zich bij voorbaat onttrekt aan hun verantwoordelijkheid met betrekking tot Roundup. Hieronder het betreffende stuk uit het hele pakket:

…”Use of this product is regulated by the US Environmental Protection Agency (EPA) through the approved label-copy. It is a violation of Federal law to use
this product in a matter inconsistent with its labeling.

Although the information and recommendations set forth herein (herinafter (“Informationl”) are presented in good faith and believed to be correct as to the completeness or accuracy thereof. Information is supplied upon the condition that the persons receiving same will make their own determinations as to its suitability for their purposes prior to use. In no event will Monsanto Company or The Solaris Group be responsible for damages of any nature whatsoever resulting from the use of or reliance upon Information. NO REPRESENTATIONS OR WARRANTIES, EITHER EXPRESS OR IMPLIED, OF MERCHANTABILITY FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE OR OF ANY OTHER NATURE ARE MADE WITH RESPECT FOR INFORMATION OR THE PRODUCT TO WHICH INFORMATION REFERS”.

 

Met vriendelijke groeten
L. Eijsten


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

Reactie op toelating van 4 GGO’s op 18-03-1998

= Titel ==

Opmerkingen, Bezwaren en Kritiek bij de toelating van 4 GGO’s op 18 maart 1998

== Auteur(s) ==
* Eijsten, Lily
* Meulen van der, J (Han)

== Volledige tekst ==

Opmerkingen, Bezwaren en Kritiek bij de toelating van 4 GGO’s op 18 maart 1998

=== Beschouwingen bij de stukken van de Scientific Committee on Plants — Schutblad — ===

Beschouwingen bij de stukken van de Scientific Committee on Plants

De Scientific Committee beantwoordt ”’vragen”’ op het gebied van risico voor de Volksgezondheid en het Milieu. Zij gaat met name ook in op het ”’gecombineerd gebruik”’ van GGO en herbicide.

De Regelgevende Autoriteit zal zeker Economische, Politieke en Sociale aspecten in haar besluiten moeten meewegen, zoals Consumentenbelangen (keuzevrijheid b.v.).

De verdeling van de inkomensstroom over Agrariër, Multinational, Bankier, Voedseldistributeur b.v.

De handelingsvrijheid van de agrariër-blijkt b.v. te eroderen ten gunste van een “Rücksichtslose. onethische” geldeconomie. Het genoegen van de agrariër in zijn werk als zijnde zinvol en geest verrijkend verdwijnt in deze klopjacht op geld, dat in de zakken van regelgevers en van juristen verdwijnt en in de angst voor faillissement.

Er doemen risico’s aan de horizon op, waarvan we nog nooit gedacht hadden.

=== Ten Eerste de toelating van Novartis Mais C/GB/96/M4/1 ===

==== 1 Antibiotica Resistentie ====
Deze mais verschilt van de eerder toegelaten mais van Novartis (de Maximizer), en wel hierin, dat de eerder toegelaten mais een niet tot expressie komend Ampicilline Resistentie-gen bevatte, en dat dit gen in de nu toegelaten mais is verwijderd.

* Wij vinden, dat Novartis een pluim verdient voor dit Biotechnologisch hoogstandje, een tweede pluim, dat ”’Novartis hiermede aan de bezwaren tegen de aanwezigheid van dit gen is tegemoetgekomen.”’

Het moge te hopen zijn, dat Novartis de eerder toegelaten mais terugtrekt ten gunste van de nu toegelaten mais. Ook moet de Europese Commissie overwegen om de toelating van de eerder toegelaten mais in te trekken om van het gezeur met de weigering door Oostenrijk en anderen om deze toe te laten af te zijn.

De Scientific Committee on Plants heeft overigens nu ”’toegegeven, dat het gevaar van horizontale gen-overdracht groter was dan tot nog toe aangenomen”’. HOEWEL ze nog steeds redeneren alsof de enige relevante lokatie voor deze overdracht een maagdarmkanaal van iemand is, welke met antibiotica wordt behandeld.

==== 2 Insertie ====
Novartis maakte bekend, dat er een enkelvoudige insertie plaats heeft gevonden op de lange arm van chromosoom 8.

* Wij vinden, dat de bekendmaking van Novartis, gezien het feit, dat geen van de andere applicanten een dergelijke bekendmaking (disclosure) deden, een pluim verdient.

Deze mededeling is van wezenlijk belang voor de veredelaar en zaadproducent.

==== 3 Residuen ====
Bij de eerder toegelaten mais van Novartis, maakte Novartis de opmerking, dat de aanwezige herbicide-resistentie tegen Glufosinaat (een generiek produkt ook door Novartis verhandeld) waarschijnlijk niet voldoende zou zijn voor een commerciële toepassing van glufosinaat als herbicide bij deze mais.

Bij de nu toegelaten mais wordt deze opmerking niet gemaakt.

Er wordt daarentegen uitgebreid ingegaan op de residu-gehalten van met herbicide behandelde mais. Kennelijk ligt het in de bedeling van Novartis om met de verkoop van Bastar geld te verdienen.

We moeten het volgende nu goed onder ogen zien:

Er zijn vier toepassingen van glufosinaat:
* 1 – Ten eerste preëmptive; hierbij mag verwacht worden, dat de-later kiemende mais minimale hoeveelheden residuen bevat;
* 2 – Ten tweede bespuiting terwijl de gekiemde mais beschermd wordt door een beschermkap;
* 3 – Ten derde een volveld bespuiting van groeiende mais, zonder beschermkap.
Deze toepassing moet door de betreffende autoriteiten ”’onafhankelijk van de toelating van de GGO’s”’ worden geautoriseerd;
* 4 – Ten vierde een bespuiting van de volgroeide en rijpe mais om deze dood te spuiten, te laten verdrogen om een gemakkelijker oogstbaarheid te krijgen (zoals b.v. het loof van poot- aardappelen) en om een vergroting te krijgen van de oogstbare koolhydraat in de korrel, doordat de eiwitsynthese in de stervende de plant is stilgelegd.

Ook deze toepassing (desiccation) moet worden geautoriseerd.

Het is te verwachten, dat juist bij ”’deze”’ toepassing rekening moet worden gehouden met ”’gigantische hoeveelheden residu”’. Een vergelijkbare toepassing op raapzaad levert een ”’40-voudige verhoging van de residu-norm”’. Bij de beschouwingen van de Scientific Committee on Plants is volstrekt niet duidelijk om welke toepassingsregimes het handelt.

Gerapporteerd werd
** — een hoog residu 2 – 5 mg/kg in “groene mais” oftewel snijmaïs (Bij de toelating niet van toepassing; dit geldt wel bij Mais van Agrevo.
** — een minimaal residu-gehalte in de korrel -0,05 mg/kg.<BR>Openstaande vraag: Op welk tijdstip in de groeicyclus werd gespoten?
** — Een residu-gehalte beneden de detectie-grens in melk, vlees en eieren van dieren, gevoederd met toevoeging van een synthetisch mengsel van metabolieten en wel de grootste te verwachten waarde.

Openstaande vraag: Hoe is de keuze geweest van de hoogste te verwachten waarde? Was dit het minimale gehalte in de KORREL van een vroeg in het groeiseizoen bespoten mais? Of de EPA-norm van 0,2 mg/kg in de korrel.

Openstaande vraag: Wat zat er in de nieren en in de lever?
Het is duidelijk, dat we het ”’volledige”’ Novartis Dossier GB/96/M4/1 moeten doorlezen, inclusief de vertrouwelijke bladzijden.

==== 4 Toelatingsreikwijdte ====
De gevraagde toelating heeft ”’alleen betrekking op”’, hybride-zaad ten behoeve van verwerking als voedsel (olie en zetmeel), veevoer (korrels, grit, gluten) en industriële toepassing (lijm, verdikkingsmiddel voor vloeistoffen in batterijen, spiritus, enz.). De gevraagde toelating betreft eveneens het verwerkte produkt.

Op de verwerking als voedsel is een time-limited tolerante van de EPA van 0,2 mg/kg van toepassing.

GEEN TEELT IN EUROPA

Daarover meent de commissie meer te moeten weten en te overwegen.

Het is duidelijk, dat de Scientific Committee on Plants eenzijdig gespecialiseerd is op landbouwkundige vraagstukken, maar dat zij wel degelijk ingaat op gezondheidsaspecten en het gebruik van de”’ GGO in combinatie met het herbicide”’, zoals de Europese Commissie ”’eist”’.

De VROM en de COGEM laten het gecombineerde gebruik van GGO en herbicide BUITEN HUN COMPETENTIE EN BEOORDELING VALLEN EN SCHUIVEN DIT DE CTB TOE.

De teelt van de hybriden vindt in Amerika plaats, waarschijnlijk met gebruik van glufosinaat-resistentie als merker voor de instandhouding van de “parent lines”.

Voor Europa zou de vaststelling van een residu-tolerantie van importmais problemen kunnen oplossen. Geen conformatie met Amerika.

 

=== Ten Tweede de toelating van AgrEvo-mais, C/F/95/12/09 ===

Vergeleken met Novartis:

* Volledige toelating gevraagd
* Ampicilline-Resistentie-gen als fragment toch nog aanwezig
* Geen Bt endotoxin-gen aanwezig, zoals bij Novartis.
* Een Cauliflower Mozaik Virus promotor net als bij Novartis eveneens aanwezig (Landbouwkundig Risico)
* Het gebruik van het woord Substantial Equivalence. Dit woord dient te worden gevolgd en dient verbonden te zijn met de substantie, waarop het betrekking heeft. Het kan nooit betrekking hebben op het totaal, in dit geval Mais.

Novartis was equivalent voor de substanties.

Uit de stukken van de Scientific Committee on Plants:
* Oil content
** AgrEvo: Not given
* Fatty acid composition
** AgrEvo: FA profile
* Fibre content
** AgrEvo: Crude Fiber
* Starch content
** AgroEvo: Not given
* Amino Acid profile
** AgroEvo: Also given in addition to protein content.
AgrEvo lists the following substances extra!! : Contents of Ash of phytate (een anti-nutrient) and of moisture.
Aangezien zowel Novartis- als AgrEvo-mais analyseerbare hoeveelheden expressie-eiwit bevatten:
* Novartis: 5 – 25 mg/kg nat gewicht Bt endotoxin, 80 mg/kg Acetyltransferase
* AgrEvo: 0,01 % van eiwitgehalte, substantially hoger dan bij andere GGO’s, resistent voor glufosinaat (elders meegedeeld, ia.l. bij raapzaad) (Als het nat gewicht 8% eiwit bevat zijn deze waarden identiek),
kunnen we onmogelijk een substantial equivalence claimen voor de mais.
De claim is alleen geldig voor de geanaliseerde +/- gelijk aanwezige substanties.
Dat wordt ook niet gedaan als je goed leest. Maar het wordt GESUGGEREERD! Heel SUGGESTIEF!

“The genetically modified maize plant is THUS substantially equivalent to its non-GM counterpart EXCEPT FOR THE INTRODUCED TRAIT”:

Alsof die ingebrachte trait maar een heel onbelangrijk verwaarloosbaar item-tje is!!

Substantiele equivalentie kan met succes geclaimd worden voor de geraffineerde produkten, zoals olie en zetmeel, MAAR NIET voor maiskorrel, grit en gluten.

In dit verband moeten we tevens opmerken, dat het Committee kritische geluiden laat horen over de rapportage van de effekten van deze extra eiwitten geanalyseerd met een in vitro verteringsapparaat waarin deze eiwitten als zuivere stof werden toegevoegd!!

Het komt er op neer, dat de AgrEvo-mais minder doet dan de Novartis-mais (het Bt endotoxin ontbreekt) en dus agranomisch minder aantrekkelijk is voor de teler.
We zouden best zonder AgrEvo kunnen door hetzelfde te doen met Novartis-mais.

=== Ten Derde de toelating van Monsanto-mais, C/F/95/12/02 ===

Ten opzichte van de tweede toegelaten Mais van Novartis zien we het volgende:
* De enige interessante (economisch interessante) modificatie is het tot expressie komende endotoxine tegen de Europese maisboorder. Net zoals de enige interessante trek bij de AgrEvo-mais de herbicide-resistentie was. Een combinatie van deze beide “trekken” door traditionele veredeling zou een mais opleveren, welke agronomisch gelijkwaardig is aan de tweede Novartis-mais.

Of deze mogelijkheid werkelijk bestaat weten we niet, omdat in tegenstelling met de openheid van Novartis, welke bekend maakte, dat de insertie op de lange arm van chromosoom 8 lag, noch Monsanto, noch AgrEvo bekend maakten waar de inserties precies gelokaliseerd zijn.
** Wij zijn van mening, dat de toelatende autoriteit mag eisen (om een goed inzicht te krijgen in de mogelijkheden van de inserties en de risico’s) dat dit wordt bekend gemaakt.

* Monsanto heeft bij deze modificatie geprobeerd om ook glyfosaat-toleratie te creëren. Dit is niet gelukt.

De Sc.Committee on Plants uitte zich kritisch over de data, welke door Monsanto waren verstrekt dat een aantal genen -of fragmenten daarvan- van de bij de modificatie gebruikte plasmiden werkelijk niet in de gemodificeerde mais aanwezig zijn en adviseerde verder onderzoek.

Letterlijk zegt het Committee , rapporterende aan de autoriteiten: “Absense of these data does not prejudice the Committee overall conclusions and opinions”.

Daar de toelatende autoriteit meer omvattende prioriteiten heeft als het Se. Committee menen wij, dat de autoriteit wel degelijk een “prejudice” in deze zaak kan hebben
** Wij vinden, dat de autoriteit nog GEEN MARKTTOELATING had mogen verlenen aan broddelwerk, niet afgerond onderzoek, waarbij heftige discussies tussen voor-en tegenstanders gaande zijn over de merites.

* Naast het crylA(b) gen is een (single) Cauliflower mozaïc virus promotor met duplicated enhancer region (E 35 S) en een heat shock protein uit mais (hsp 70) aanwezig.
Kanamycine-resistentie-gen is niet aantoonbaar. Bij Novartis II is het crylA(b)-gen gespecificeerd als synthetic,”truncated”. Monsanto zegt “the crylA(b)-gene encoding the crylA(b) protein product”.

* Over de Bloemkoolmozaiek-virus promotor aanwezig in alle drie maizen, welke door de mogelijkheid van het ontstaan van recombinant-plantevirus-plagen een REEELE TIJDBOM IS om OOGSTEN WERELDWIJD TE VERNIETIGEN, wordt nergens ingegaan.

Er zijn in het verleden voorbeelden van dergelijke calamiteiten. Ik noem de aardappel-misoogst in Ierland in de vorige eeuw, welke in combinatie met geldgierigheid van de Engelse landheren – welke de graanoogst gewoon zoals altijd naar Engeland afvoerden, leidde tot een bijna-ondergang van het Ierse volk.

Ook nu en hier hebben we te maken met geldgier (van multinationals) en een totaal negeren van de wensen en belangen van de consument – zie het boycotten van de etiketteringswens. Ook nu moet de consument gedwongen de novel foods slikken (zoals de Ieren de aardappels) en verrijken de multinationals zich buitensporig op kosten van de consument en agrariër (zoals de Engelse landheren zich de graanoogst toe eigenden. En terzijde: Niet voor niets is het juist in Ierland dat het Monsanto niet lukte om praktijkproeven met suikerbieten uit te voeren omdat activisten deze vernielden.

* Er is vrij veel werk gedaan om de onschuldigheid van het Bt endotoxin voor zoogdieren en vogels aannemelijk te maken. Alle proeven zijn gedaan met het geïsoleerde toxine.

Over effecten op het bodemleven is vrijwel niets bekend, hoewel het endotoxin al jaren met de spuitbus wordt verspoten. Nu, terwijl dit endotoxin geïncorporeerd zit ook in de ondergrondse plantedelen van GMO’s, is er nog steeds ”’geen aandacht”’ voor eventuele effecten op de bodemecologie (Pissebedden, Oorwurmen, Duizendpoten, wormen, enz.). Dit in schrille tegenstelling tot herbiciden, waarvoor die aandacht wel bestaat.

* Monsanto vraagt – evenals AgrEvo – toelating van teelt, verwerking en import van de mais en mais–produkten en van alle hybriden en zuivere lijnen hieruit verkregen. (AgrEvo claimt “used as any other mais”, zonder specificatie)

* De substantial equivalence wordt geclaimd voor korrel en snijmail beide:
** fatty acid profiles (Novartis: fatty- acid composition)
** amino acid composition (Novartis: amino acid profile)
** crude fibre
** ash
** phytate
** moisture<BR> Wat het subtiele verschil is tussen “profile” en “composition” is ons niet duidelijk. (Juridisch foefje?).

In deze lijst ontbreekt “starch content”, hetwelk ook bij AgrEvo ontbreekt.

”’Samenvatting”’
* ”’Toelating”’
** Novartis II, C/GB/96/M4/1 — Import van hybride en importproductkten en verwerking, GEEN TEELT in EU
** AgrEvo, C/F/95/12/07 — Use as any other maize.
** Monsanto C/F/95/12/02 — Teelt, import en verwerking van de mais in al zijn conventionele progeny.

*”’ Antibioticum-gem ”’
** Novartis II — Verwijderd
** AgrEvo — Fragment aanwezig
** Monsanto — Niet aantoonbaar

* ”’Bloemkoolmozaiek virus promotor”’
** Overal aanwezig

* ”’Herbicide tolerantie”’
** Novartis II — ”’glufosinaat”’
** AgrEvo — ”’glufosinaat”’
** Monsanto — Niet aantoonbaar

* ”’BtK endotoxine”’
** Novartis II — aanwezig
** AgrEvo — afwezig
** Monsanto — aanwzig

 

Glufosinaat-tolerantie van Novartis II-mais en AgrEvo-mais is een aandachtpunt voor veevoer,

=== Ten Vierde Raapzaad van AgrEvo -(Canola Spring swede-rape – Brassica napus) C/UK/95/75/1 ===

Samenvatting:
* 2 gluflsinaat-toleratie-genen
* 1 neomycine-resistentie-gen npt II
* Bloemkoolmozaiek-virus promotor
* Alleen import van zaad.
* ”’Geen Teelt”’ beoordeeld.
* Import ten behoeve van verwerking.
* De import van verwerkingsprodukten komt niet ter sprake!!

==== Substantial equivalence ====
Substantial equivalence wordt geclaimd voor de volgende substanties:
* Tocopherols (Vit.E)
* Sterols
* Glucosinolates
* Erucic acid content
* Oil content
* Fatty acid composition
* Protein
* Alninoacids

 

==== Antibioticum-resistentie-gen ====
Het is bij dit raapzaad dat de Scientific Committee toegeeft, dat horizontale gen-overdracht meer voorkomt “than hitherto recognized”. Ik verwijs verder hiervoor naar mijn eerdere opmerkingen bij mais.

Een grote tekortkoming bij de Scientific Committee lijkt me, dat niet wordt gerealiseerd dat het nptII-gen een hele klasse van antibiotica – de aminoglycosiden – uitschakelt, waarvan kanamycine en neomycine slechts vertegenwoordigers zijn.
(De “Commissie” voert namelijk aan – overigens ten onrechte – dat kanamycine maar sporadisch toepassing vindt).

Bij de maïs van Novartis I en II ging het om een andere klasse van antibiotica, de antibiotica met een B-lactamring (penicillinen). Het resistentie-gen produceert een lactamase.

Novartis presteerde het om bij de toelating van de Maximizer-mais (welke in tegenstelling tot de Novartis II mais een ampicilline-resistentie-gen bevat!) te argumenteren dat ampicilline nog steeds medisch kan worden toegepast op ampicilline-resistente bacteriën door tevens een lactamaseremmer toe te passen. Van zoiets wordt ik eerst echt goed ziek.

Gelukkig is Novártis van deze dwaalwegen teruggekeerd met de presentatie van deze nieuwe mais, waar het gen is verwijderd

==== Herbicide residuen ====
In dit dossier komt het gebruik van het herbicide als oogsthulpmiddel ter sprake. Door het doodspuiten van raapzaad vlak voor de oogst verdroogt de plant. Bij het oogsten springen de zaaddozen niet open en vindt er geen zaadverlies plaats bij het transport. In Canada staat hiervoor een residu–tolerantie van 3 mg/kg.Er zijn verder proeven gedaan met dezelfde resultaten als bij mais (zie eerder).

Dezelfde bedenkingen als bij mais geuit bij de proeven moeten worden gemaakt.

 

L Eijsten en J. van der Meulen


Zie ook:

Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

 

De feiten over het gebruik van glyfosaat

== Titel ==

De feiten over het gebruik van glyfosaat

== Omschrijving ==

Artikel in het Agrarisch Dagblad, gepubliceerd 8-8-1996, van L.Eijsten en J van der Meulen.

== Auteur(s) ==
* Eijsten, Lily
* Meulen van der, J (Han)

== Uitgever ==
Agrarisch Dagblad

== Volledige tekst ==

”’De feiten over het gebruik van glyfosaat”’

OPINIE: L. Eijsten en J. van der Meulen verrichtten literatuuronderzoek naar de effecten van Finale en Round-up op mens en milieu.

Voor het bestrijdingsmiddel glyfosaat bestaat veel waardering in de sector, constateren J. van der Meulen en L. Eijsten. Volstrekt ten onrechte. Zij zetten de gevaren op een rij.

—-

De laatste tijd verschijnen er veel lovende en wervende artikelen over glyfosaat. Dat kunnen wij niet begrijpen, want wat zijn de feiten:

1. Nog nimmer is een opbrengstverbetering hard gemaakt (natuurlijk wel de opbrengst voor producent Monsanto in het bijzonder niet de met glyfosaat-resistente variëteiten;

2. Het voordeel, dat glyfosaat, makkelijk naar het grondwater zal uitspoelen moet worden betaald met de aanwezigheid van residuen in oogsten – nog jaren na de toepassing, en de Nederlandse waterleidingbedrijven zijn rabiaat over de gigantische massa ampa (Amin Methyl Phosphonic Acid) in het oppervlaktewater;

3. Gewassen blijken residuen te bevatten (en zijn dus minderwaardig). Deze residuen vinden we terug in bij voorbeeld varkensniertjes (ook de varkens gevoerd met dit gewas worden minderwaardig) en in wilde paddestoelen;

=== Spermakwaliteit ===
4. Glyfosaat is een van de weinige pesticiden waarvan is aangetoond dat zij de spermakwaliteit aantasten. Op twee manieren. Ten eerste wordt de hormonenbalans gewijzigd en de spermatogenese gaat in de fout. Ten tweede is het ook direct cytotoxisch voor sperma. (de effecten: verminderd libido, verminderde ejaculatie, verminderde aantallen spermatozoën per milliliter waarvan bovendien meer dood, meer abnormaal en minder beweeglijk en met vertraagde stofwisseling).

Deze effecten worden gemeten bij tien procent en één procent van de dodelijke dosis oraal. Het effect bij tien procent is maar heel weinig groter dan bij één procent. Blijkbaar is al een plafond in effect bereikt bij één procent (door opnamemoeilijkheden?). Dit belooft wat voor de noel (no observable effect level), waar we nu naar moeten zoeken. Het effect op sperma verdwijnt eerst na zes weken. Er is echter een schrale troost: menselijk sperma is in vitro minder gevoelig dan konijnensperma.

5. De giftigheid van glyfosaat zou volgens fabrikant Monsanto nogal meevallen. Het is echter een ideaal gif voor zelfmoord. Het leegdrinken van een koffiebeker leidt in vijftig procent van de gevallen tot de dood. En hoe! De bloeddruk valt langzaam weg, aanvankelijk kan dit door de dokter onmiddellijk worden verholpen, maar niet altijd. De middeltjes worden op den duur onwerkzaam, en de zelfmoordenaar sterft voor de ogen van de handenwringende dokter: Ondertussen kan de zelfmoordenaar genieten van de reacties van omstanders. Japanse schoolkinderen met een slecht rapport doen dit!

=== Finale ===
Niet alleen voor Round-up, maar ook voor Finale wordt druk gelobbyd. Ook hier zijn opbrengstverbeteringen ‘fraglich’. Ook bij dit middel bevatten de gewassen residuen. Ook bij dit middel weet niemand wat er gebeurt bij een acute vergiftiging. Het werkt op het centraal zenuwstelsel en verlamt de ademhaling. De dokter kan de patiënt redden door hem kunstmatig te beademen, maar geheugenverlies blijft over.

Het glufosinaat werkt in de plant als een glutamine synthetase-remmer. Ook in zoogdieren werkt het zo. Het is nu gebleken in een recent rapport van de Universiteit van Tokyo, dat wanneer jonge ratten met nog onvolgroeide hersens worden blootgesteld aan een zeer lage dosis van één milligram per kilo lichaamsgewicht (de tot nu toe gehanteerde no observable effect level) in de zich ontwikkelde hersens zich minder glutamine-receptoren vormen dan gebruikelijk. Hetgeen blijvend aantoonbaar is (gedragsstoornissen).

=== Verdacht ===
Derhalve worden de residuën en de metabolieten in de geoogste plant uiterst verdacht. Het residu d-Phosphinotricin zou wel eens geïsomeriseerd kunnen worden tot L-phosphinotricin. En het Acetylphosphinotricin wordt in de darmen deels gedeacetyleerd en dan heb je de poppen aan het dansen: glufosinaat in het lichaam!

De destructie van de gluta mine-receptoren is reeds bij, één milligram per kilo lichaamsgewicht maximaal en wordt niet groter bij een hogere dosering. De werkelijke no observable effect level is derhalve veel lager!


Zie ook:
Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.