Notaoverleg biotechnologie 21 en 28 januari 2002

== Titel ==

Notaoverleg biotechnologie 21 en 28 januari 2002, reactie van Lily Eijsten.

== Omschrijving ==

Reactie van L. Eijsten  op gevoerde debatten in de 2e kamer over Notaoverleg biotechnologie. Datum 18-02-2002

== Auteur(s) ==

* Eijsten, Lily

== Volledige tekst ==

Nota’s overleg BIOTECHNOLOGIE met Ministeries en leden Tweede kamer op 21.1.02 en 28.1.02.

De bijwoning van het debat op 28.1.02 en de kennisname van de verslagen van de debatten op 21.1.02 nopen mij te reageren op de diverse uitlatingen van de beleidsmakers.

Het spijt mij te moeten constateren, dat niet iedereen op de hoogte is van belangrijke feiten, hetgeen ik een kwalijke zaak vind, want de consument zou toch moeten kunnen vertrouwen op de beleidsmakers, die met zijn allen de Overheid uitmaken, en die het anker moeten vormen voor het z.g. consumentenvertrouwen.

Zo meldde Mevr. Swildens dat de tijdelijke Commissie Terlouw, ingesteld door de Kamer, bedoeld was om de behandeling van nota’s betreffende VOORLICHTING en UITLOKKING VAN EEN PUBLIEKSDEBAT in goede banen te leiden.

Wat moet IK verstaan onder de “bezielende leiding” van Mevr. Terpstra, als ik lees, wat Renate Dorrestein in de NRC van 10 januari jl. zegt, dat het JUIST DE BEDOELING WAS stemmen van de organisaties met principiële bezwaren wat BUITEN SPEL te zetten? Is dat democratisch? Hiermee zijn de percentages van voor-en tegenstanders meteen VERVALST!

De opmerking, dat de pers hier veel aandacht aan het onderwerp besteedde kan wel kloppen, maar alleen aandacht voor de geluiden van de voorstanders!

Verder komt het bij mij over als bestond er een schadelijke GEDRAGSCODE voor de media. Wel wordt geschreven over het schaap Dolly en knock-out biggetjes. Het lijkt wel komkommertijd.

Niets wordt geschreven over b.v. antivries in het milieu en eczeemgevallen tengevolge van b.v. drift van herbiciden. In de formulering van Finale en Liberty b.v. zit 10% [[propaandiol]] – een antivries – hetwelk eczeem veroorzaakt. Dit antivries zit ook in veel cosmetica.

Ik ben me zeer goed bewust, dat we in een tijd van “Umwertung aller Werte” leven en dat we een eenmaal in gang gezet proces moeilijk kunnen omkeren, aangezien de aanwezig kennis zeer beperkt is, en we de gevolgen niet kunnen overzien vooralsnog. De tovenaarsleerlingen kunnen de processen niet terugdraaien.

Daarom is het interessant en belangrijk alle discussies en de huidige kennis over zo’n 40 jaren nog eens terug te zien. Vooral die beweringen van “verwaarloosbaar” als het op schadelijke effecten aankomt. Dat zei men zo’n 40 jaren geleden ook van asbest!

Gevraagd aan de Heer Noome van Advanta of hij wist wat de samenstelling van het herbicide is waartegen hij zijn planten resistent maakt antwoordde hij negatief.

En heeft U wel eens bezwaarschriften tegen proeven door de firma Mogen International met aardappelen voor productie voor Trehalose (een zoete zoetstof) met toepassing van cyanamide (groeimiddel, ontbladeringsmiddel, verouderingsmiddel) en de pleitnota van de firma en het commentaar van de Raad van State gelezen? Eerst doen.

Het is inderdaad moeilijk te laveren als de overheid duidelijk en betrouwbaar moet blijven. Ik benijd de beleidsmakers echt niet, als die stand moeten houden in de storm van de uitdagingen van genomics, en de zweep van de economie, en de consequenties daarvan door de beleidsmakers niet te zijn overzien. Niemand trouwens. Maar: voorlichting is een farce en goede voorlichting heb ik nog nergens gezien. Kan iemand mij die eventueel toezenden?

Het is daarom belangrijk om zelf de internationale literatuur te bestuderen. Aan kennis ontbreekt het duidelijk -na lezing van de stukken – en toch moet de politiek de eindverantwoordelijkheid dragen. Maar wie of welke instantie is dat in de praktijk. Een staatsverzekering? Of zoiets als verzekering tegen aardbevingen? (langs de Rijn, Limburg, Nd.Brabant).

Als er gesproken wordt over de Cogem en de verantwoordelijkheid van de adviseurs, krijg ik een vreemde smaak in de mond, De Cogem heeft tot 2 x toe n.a.v. de proeven met de Avebe-aardappelen A priori en A propos deze veilig verklaard, ondanks de aanwezigheid van Amikacine, waardoor nog 16 andere antibiotica onwerkzaam zouden worden. Daarover reppen Cogem en Avebe met geen woord. Logisch, dat ik de nieuwe aardappel met wantrouwen tegemoet zien! Diezelfde Avebe handelt buiten de boeren om, net zoals nu Cebeco 40.000 boeren buiten spel heeft gezet, om geen lastige discussies met de z.g. deelhebbers in de B.V. te hebben. Stommelingen.

Over voorlichting gesproken. Kent U de gedragscode wetenschappelijke onderbouwing Gezondheidseffecten ten behoeve van Gezondheidsclaims voor eet- en drinkwaren 1998? (Voedingscentrum). Ik moet aannemen, dat alle beleidsmedewerkers deze gedragscode kennen – en daarom snap ik niet, dat er geen storm van protest opsteekt, (Ik heb van deze gedragscode een uittreksel gemaakt van 3 bladzijden).

Gelukkig is het Voorzorgsbeginsel aanvaard, en het is onbegrijpelijk, dat er lieden zijn, die dit Voorzorgsbeginsel de nek willen omdraaien. (Zoals de Heer Simon Roozendaal van de H.A.N. onlangs in Elsevier!). Die hadden de hongerwinter nooit overleefd!

Heeft U er ooit bij stilgestaan, dat simpele etikettering niet zoveel zoden aan de dijk zet? Op het etiket moet niet alleen staan, dat er GGO’s inzitten, maar ook welke, b.v. residuen van antivries (propaandiol)!

Als misschien straks in Nederland vergunning wordt verleend om deze Liberty zonder beschermingskappen toe te passen op GM-mais (toekomstmuziek) (Liberty is toegelaten tot 1.7.02 op juridische gronden), dan kan doordat de maisplant resistent is tegen glufosinaat ammonium “technical” er op het onkruid Liberty gespoten worden, Ook moeten wij vooral letten op geïmporteerde grondstoffen. Er worden natuurlijk vastgestelde normen in acht genomen.

Een probleem zit ook in de detectie-methoden. Als b.v. Fujii aangeeft in haar rapport dat ernstige neurotoxische effecten optreden bij jonge zoogdieren bij zeer lage dosering van GLA (zij ging tot 1 mg/kg gewicht, dan vindt zij ook, dat de effecten bij 1 mg/kg en 5 mg/kg niet bijzonder verschillen.

De conclusie is dan, dat waarschijnlijk bij 1/2 mg/kg of nog minder bijna dezelfde effecten gevonden zullen worden als bij 5 mg/kg. Hiernaar moet onderzoek worden gedaan, in plaats van de bevindingen van Fujii onder tafel te schuiven. Als consument denk ik dan: men kan wel door precisie-instrumenten naar de maan gaan, dan moet men ook betere detectie-methoden kunnen maken – als men maar wil. Maar ja, als men zo’n 80% van de publieksgelden voor chemisch onderzoek laat beheren door het bedrijfsleven (om het niet in een bodemloze put te laten verdwijnen) zoals het standpunt is van de Ned. Chemische Industrie, dan komt de vrijheid van de universiteiten behoorlijk in de knel, en blijven de witte plekken in het onderzoek bestaan. Consequentie: wat zijn dan nog “onafhankelijke deskundigen?”

Er is een Amerikaan, die reeds stukken maan-grond verkoopt voor een mooie prijs. Waar moeten straks de boeren, die hun bedrijf moeten beeindigen en verkopen, en graag naar de maan zouden willen gaan, dan nog naar toe? Zelfs de maan is bezet. Dus: vasthouden wat je hebt!

De Heer Feenstra stipt “wezenlijke gelijkwaardigheid in het voorbijgaan aan – gaat niet inhoudelijk in op dit gladde ijs, maar vindt dat wij er beter van moeten worden, en vraagt zich dan ook af waar die “gouden bergen” dan wel blijven. Nou, de Solaris-groep waartoe Monsanto behoort kwam met zestien redenen waarom er geen gouden bergen zouden kunnen komen! En als je goed leest, dan kunnen veel oorzaken liggen bij de boeren, die “hun” zaden gebruiken. Een heel grote winst-waarschuwing! Maar dit is natuurlijk ook bij de beleidsmakers bekend! Netto verbetering zit er dus niet in. Men kan grotere aerealen inzetten, maar per oppervlakteeenheid kan er niet meer energie uitgehaald worden dan er ingebracht wordt.
De lange-termijn-effecten worden voorlopig niet positief beoordeeld. Daarvoor moeten we over 30 à 40 jaren terugkomen.

Om de mening te vragen van de niet-geïnformeerde meerderheid is de grootste flauwekul, vooral als de tegenstanders al bij voorbaat buiten spel werden gezet. Maar dat wisten die brave burgers niet!

De Neer Feenstra stipt even aan, dat de belangrijkste voorwaarde is vertrouwen in het bedrijfsleven, wetenschap en overheid. Helaas zijn we niet in Utopia. Ik heb reeds eerder genoemd de gedragscode van de Gezondheidseffecten Gezondheidsclaims (Voedingscentrum) 1998.

Heer Feenstra, hoe weet U, dat er in de literatuur geen aanwijzingen staan die de zorgen rechtvaardigen? Welke literatuur leest U – persoonlijk? Ik kan U zeggen: de misleidingen zijn niet van de lucht, maar U merkt ze niet op. Degenen, die ze wel zien worden buiten spel gezet! Aardigheidje: van een opgave van ca. 150 referenties was NIETS in Nederland verkrijgbaar. De documenten gingen over stoffen in de formulering van herbiciden en pesticiden, welke schadelijker zijn voor de gezondheid dan de z.g. werkzame stof. Nu heb ik zelf zo tussen de 100 en 150 documenten, dus maak ik mij hier niet meer zo druk over. Maar tekenend is het wel. Weerspiegelt de stand van de wetenschap die hier bekend is bij de beleidsmakers.

Overigens, U schrijft over de zorgen onder het publiek. Behoort U zelf niet onder dat publiek? Heeft U zichzelf er persoonlijk van overtuigd, dat bedoelde literatuur niet bestaat? Of herhaalt U simpel datgene wat men U vertelt?

Het is ernstig, dat U dat zomaar voetstoots aanneemt van de Commissie Terlouw, die een spreekbuis is van eenzijdige communicatie, al beweren ze van niet! U, Heer Feenstra, bent ook gemanipuleerd en U hebt het niet gemerkt! Het kabinet staat ervoor het publiek niet te misleiden, maar houdt zich steeds aan een rapport uit 1991 (het z.g. kanamycine-rapport) en de Raad van State eveneens.

Wat verstaat U echter onder gentech-voedsel? Toch niet de “genen” in het voedsel. De titel Eten en Genen is misleidend. Zou moeten zijn: “Eten van genproducten”. Kannibalen werden ziek van mensenvlees! Allemaal genproducten aan het eind van de voedselketen!

Wie of welke organisatie heeft U ingefluisterd, dat er geen wetenschappelijke publicaties zijn over de veiligheid van GM-producten (of onveiligheid)? De GM-producten moeten eerst op het land geproduceerd worden. En daar begint al de ellende.

Met de pesticiden, en dientengevolge de geacetyleerde herbiciden/pest. in de plant. Voorbeeldje: in Finale/Liberty zit o.a. antivries (propaandiol) 10% en alkylethersulfaat 30%. die zorgen voor dermatitis en cardiovasculaire effecten (volgens valabele documenten). Wat doet de rest?

De EPA verklaart niet in te staan voor de gezondheid van publiek en kinderen in o.a. openbaar groen, omdat ze de samenstelling van de pesticiden niet kennen.
Plezierige wandeling.

Die residuen zitten nog niet in voedsel, maar dat komt vervolgens. Ondertussen wordt het publiek ziek (eerst sensibilisatie en bij later contact met (o.a.antivries/ propaandiol): eczeem.

U weet ongetwijfeld, dat er de laatste jaren een explosie is van eczeem. Zie het artikel in het AD van 15 juni jl.: een interview met Dr.A.Oranje van het Dijkzigt Ziekenhuis Dat antivries zit overigens in vele cosmetica (b.v.Zovirax).

Waarom komt dit niet grootscheeps aan het licht? De commerciële testen deugen niet. Een commerciële test is afgekeurd wegens een te laag percentage propaandiol, met de drager vaseline i.p.v. water: Dit was een test voor propaandiol, maar gezien in Finale/Liberty 10% propaandiol zit, is de test ook belangrijk voor de herbiciden.

Op mij persoonlijk werd tot 3x toe een test toegepast met een gemiddeld 100 x tot 200 x te laag percentage propaandiol. En dan nog als drager vaseline!

Derhalve moet ik dus concluderen, dat dit wereldwijd zo gebeurt, anders was er wel in de medische literatuur iets over verschenen! Nu moet IK aan de bel trekken, met valabele rapporten in de hand: dat wel. Mijn zorgen zijn gerechtvaardigd. Een eventueel etiket behoort aan te geven dat met o.a. antivries gewerkt werd!!!

Nogmaals met betrekking tot die lange-termijn-effecten is het nuttig zich te verdiepen in het Asbest-probleem.
40 jaren geleden al actueel en nu na 2 generaties gevolgen. Het is zaak de kritiek van heden op de herbiciden zuinig te bewaren!

De Heer Poppe noemt de Ned.Voedsel Autoriteit en wederom wil ik het vorengenoemde gedragscode memoreren, hetwelk bij U allen bekend behoort te zijn. Ga U schamen!

Mevr. Halsema stipuleert duidelijk, dat er geen kennis aanwezig is met het oog op de lange-lermijn-risico’s. Begrijpelijk. Als er geen kennis is, houdt alles op. Misschien betere literatuurvoorziening voor de consument. Iets voor de Heer Udo?

De Heer Stellingwerf meldt dat je in de media “niks” vindt. Eerst goede informatie, dan kiezen. Als dat nog kan.

Garantie voor voedselveiligheid is uitgehold, is afhankelijk van belanghebbenden: eczeem ten gevolge van drift of gen-product in de plant (door spray (van glyfosaat, Bt, GLA); kan aanklikken tot oedeem, en bij beschadiging tot Ulcus Cruris – en gedonder met antibiotica. En dan heb je nog milieuproblemen: schade aan vogels, vissen, kleine zoogdieren.
Er zijn zoveel goedwillende mensen, maar ze zijn nergens toe bij machte – geen kennis.

Hr. v.d. Vlis: als er geen kennis is, is er ook geen vooruitgang! Zo simpel is dat. Alleen gezwets. Positieve grondhouding: als je plat ligt moet je maar overeind gaan staan.

De Heer Feenstra ziet het goed. In de bezwaarschriften aan VROM en de beroepschriften aan de Raad van State vindt U de vinger, die gelegd werd op lange-termijn-effecten en tekortkomingen in de risico-analyses, en de verzoeken tot niet-toelaten van een bepaald procedé.

Een aardigheidje is ook b.v. dat als je in een bezwaarschrift iets niet beschreven hebt je in het latere beroepschrift bij de R.v.St. daar niet meer mee kan aankomen, ondanks nieuwe interessante desbetreffende literatuur. Omdat de R.v.St, dan geen gelegenheid meer heeft die nieuwe argumenten door deskundigen te laten onderzoeken!

Tijdig zicht op effecten op de lange termijn vereisen een zevende zintuig. (Zesde zintuig is de “smaak van allergenen!”) De Raad van State is ook geen jo-jo.

Overigens, nieuwe gezichtspunten – bekend geworden nà de aanvrage – behoren door de aanvrager gemeld te worden.
Is het daarom, dat wij in de commentaren van VROM, R.v.St., en pleitnota’s steeds vermeld vinden, dat er sinds 1991 geen nieuwe feiten bekend zijn geworden in de literatuur?

Conclusie: men leest de alomtegenwoordige literatuur niet. Ik vind niet dat alles wat instituten beweren, maar voetstoots kan worden aangenomen. En verwijs weer naar die Avebe-aardappels.

Er behoort een risico-analyse gemaakt te worden voordat de planten in het veld komen – dus nà de kasperiode. Hier wil men steeds onderuit komen.

Over die mondiale schandvlek: het wereldvoedselvraagstuk. Ik hoorde, dat Europa meer geld voor de derde wereld beschikbaar stelt dan de VS. Is dat juist? Dus wie doet het meeste aan de oplossing van het wereldvoedselvraagstuk?.

De Heer Feenstra spreekt over producenten. Hij bedoelt toch zeker wel “producenten van het uitgangsmateriaal” en niet de boeren, al wordt het zo de laatste tijd voorgesteld. De consumenten met hun gereserveerde houding noem ik ongeïnteresseerde, niet geïnformeerde meerderheid, die absoluut niets weten van risico’s. Weten de aanwezigen dat wel? De mondige consument wordt doelbewust buiten spel gezet.

Mevr. Ross stelt het overdragen van kennis door het bedrijfsleven aan scholieren aan de kaak. Ziet de Heer Feenstra het gebeuren, dat de industrie in debat gaat met kritisch publiek, dat juist buiten spel werd gezet?
De Heer Feenstra moet een kritischer grondhouding aannemen zoals de Hr. Dittrich bedoelt.

Ik wil bij gelegenheid wel met misleidingen komen door de industrie. Die complimenten van de Hr. Feenstra voor de Commissie Terlouw: wat is daarmee bedoeld? De rest zwijgt.

De Heer Udo trekt ook mooi van leer. Ongeveer alles zal ingrijpend veranderen. Inderdaad: er is een explosie van eczeemgevallen.

In Nederland moeten biotech-toepassingen verantwoord en veilig plaatsvinden. Natuurlijk. Proeven met GMO’s moeten zeer zorgvuldig geschieden. Het algemeen aanvaarde Voorzorgprincipe is een groot goed en moet bijzonder in de gaten gehouden worden, vooral gezien de ontwikkelingen in een mondiaal kader.

De wereld is groot, arealen met GGO-gewassen kunnen gemakkelijk uitgebreid worden. In Nederland is dat anders. Wij lopen niet graag de zee in. Ik heb jaren geleden eens gehoord dat in de V.S. van boeren land opgekocht werd en betaald met certificaten. Hoe dat zat moet ik nog eens uitzoeken. Hier is dat anders. Landbouwgebieden onder Water? Natuurgebieden weer landbouwgrond?

Die grote arealen met GMO’s in de V.S. geven zorg. Alsmaar maisgluten overhouden. De meest waardeloze rest van mais, die men hier wil afzetten. Is het daarom, dat Cebeco – mengvoederbedrijven – brood ziet in vlees, d.w.z. afzet voor maisgluten in veevoeder?

Mevr. Ross ziet het goed. Overigens dat woord “toetsen” hindert mij. Dat is slechts het invullen van een vragenlijst. Zoals de vrijwillige diervoeder-test. Daar kan je alle kanten mee uit. Veel geïmporteerde zaden worden in het exportland niet getest. Het is toch maar veevoeder (Canada).

En dat bedrijven grote investeringen doen voor octrooien op hun naam en eventueel subsidie ontvangen? Mooi. Daardoor wordt de waarde van die bedrijven aanzienlijk groter en aantrekkelijk voor overname. En dat gebeurt dan ook. Wegvloeien van kapitaal.

Als de Heer Udo een open oog heeft voor de risico’s en gevaren, hoe kan hij zich dan positief willen opstellen t.o. van de niet meer tegen te houden technologie? De Cogem knapt het wel op. Echter met die Avebe-aardappel zaten ze goed fout. Gelukkig hadden wij nog het RIVM-rapport dd. 12.8.99, dat meldde dat Amikacine een laatste redmiddel zou zijn in ziekenhuizen echt geen “flauwe kul” is.

Namelijk: Amikacine wordt in de kliniek gebruikt wanneer een bacterie resistent is tegen gentamicine, en bij TBC. Het wordt zo min mogelijk gebruikt, omdat Amikacine ook toxische eigenschappen bezit.
Een initiële therapie met amikacine kan worden ingesteld bij ernstige infecties, waarbij nog geen veroorzakend micro-organisme is geïsoleerd of waarbij de gevoeligheidsresultaten nog niet bekend zijn.” We wachten de “lopende aanvraag” voor de nieuwe Avebe-aardappel maar af.

De heer Udo wil graag de indruk geven, dat hij alle binnen- en buitenlandse literatuur heeft bestudeerd. Hij weet dus, dat er een grote kennis-afstand is tussen wetenschap en publiek, en wil dat zo houden, en de keuze van de toepassingen afstemmen op de maatschappelijke wensen en behoeften. Brood en Spelen.

Gelukkig, dat de maatschappelijke organisaties en “individuen” steeds weer de kans krijgen een eigen standpunt in te nemen. Daarna worden ze weer buiten spel gezet! De Commissie Terlouw heeft er wel voor gezorgd, dat de voorstanders nu hun koppen boven het maaiveld hebben uitgestoken. Chapeau voor Terlouw!

Natuurlijk zijn er fantastische toepassingen in de biotechnologie. Dat weten we allemaal wel. Maar waarom moeten in de voedselsector zoveel gezondheidsSCHADELIJKE stoffen in PESTICIDEN toegepast worden, die geheim zijn voor het publiek – vooralsnog – in opdracht van de producenten van het UITGANGSMATERIAAL? (Fabrieksgeheim!).

Ernstig is, dat de COMMERCIELE TEST VOOR ECZEEM – d.w.z. op het antivries Propaandiol (intussen afgekeurd) als onderdeel van bestrijdingsmiddelen – waarschijnlijk wereldwijd – de kwalijke gevolgen van dit antivries versluiert.
Derhalve vindt men in de literatuur (behalve enkele) geen ziektegevallen tengevolge van herbicide-gebruik genoemd!
En helemaal niet, als men de buitenlandse literatuur buiten de deur houdt.

Kan de Heer Udo mij uitleggen wat veilig “genoeg” inhoudt? In de belevingswereld van de consument? Vertrouwen??? Hoog nut. (voor wie?), hoog risico (voor wie?).
Als de Heer Udo begint, dat door transparantie en volstrekte openheid van zaken het consumentenvertrouwen teruggewonnen kan worden, dan word ik kotsmisselijk. Sorry voor deze uitdrukking, en verwijs wederom naar de Gedragscode wetenschappelijke onderbouwing Gezondheidseffecten ten behoeve van Gezondheidsclaims voor eet- en drinkwaren 1998 (Voedingscentrum). Een vrijwillige code.

 

Een paar “aardigheidjes uit deze Gedragscode:
* “Het dossier bevat in elk geval een volledige weergave van alle niet openbare wetenschappelijke onderzoeken, waarop de Aanvrager zich beroept..” (dus NIET—valabele literatuur!) en
“4.12 Indien de Aanvrager de beoordeling door het panel niet juist acht, kan hij het Voedingscentrum binnen drie weken na ontvangst van het Beoordelings-formulier verzoeken een nieuw panel samen te stellen”…

Zo’n panel bestaat uit drie – door zichzelf uitgeroepen -“onafhankelijke deskundigen”.!!!!

Het zou dus kunnen zijn, dat die deskundigen half werk hebben geleverd. Maar…. wie betaalt de schade – eventueel – door een goedgekeurd product? Die panelleden? Die hebben zichzelf als deskundig geprofileerd. Vrijwillig. De Heer Udo is voor die gedragscode “gevallen”.
Graag hoor ik het commentaar van de Heer Udo, dan kan dat in de krant.

Mededeling voor de Heer Poppe: Bekijkt U het octrooi maar eens van Mogen voor hun Trehalose-aardappel (die produceert een zeer zoete zoetstof met toepassing van Cyanamide. Het is wel een interessant product! (Ons bezwaarschrift n.a.v. dossier 99/09).

Geen gevaar te duchten van het eten van GM Soja of GM Mais? Wel als je eerst gesensibiliseerd (gevoelig gemaakt, ofwel ziek gemaakt) bent door b.v. drift van herbiciden toegepast tijdens de teelt.

Een belangrijk punt van de Heer Udo is het feit, dat de wettelijke termijn voor behandeling van milieu-vergunningen niet altijd in acht genomen kan worden, en dat dit het kabinetsbeleid niet stimuleert. Jammer voor de Heer Udo: een “fast shuffle” is niet bevorderlijk voor de veiligheid.
Die “fast shuffle” zit ook de Raad van State dwars, waar zij zegt, dat bepaalde uit de literatuur gehaalde feiten die aanvankelijk in een bezwaarschrift naar voren gebracht werden, niet meer kunnen meetellen. Voor goed begrip: tussen bezwaarschrift en behandeling van het beroepschrift door de Raast van State kunnen een paar jaren zitten! Ontwikkelingen staan niet stil.
Vervolgens gaat de Heer Udo over tot relevante informatie voor de consument bij etikettering: Wat noemt hij relevant? Ik noem relevant, de vermelding dat antivries of alkylether in de plant terecht is gekomen. Dan kan de consument in de literatuur wel uitvissen wat dat betekent (nogmaals: eczeem en cardiovasculaire effecten). De consument moet opgevoed worden, niet dom gehouden. In de praktijk is veel mogelijk: we kunnen ook naar de maan.

In een botsing tussen de Heer Udo en de Heer Stellingwerf komt naar voren, dat etikettering slechts schijnzekerheid biedt. Dus: adequate etikettering, en werken aan nauwkeurige analyse, d.w.z. – nogmaals -zeer kleine hoeveelheden Glufosinaat ammonium/GLA kunnen bijna net zulks neurotoxische resultaten geven als grotere hoeveelheden. Zie, Fujii.

De geïnteresseerde consument heeft behoefte aan uitgebreide informatie. De politiek hoeft niet voor God te spelen en om uit te maken wat goed “genoeg” voor ons is.
Over landbouwkundige voordelen? Monsanto (Solarisgroep) komt met 16 redenen waarom we niet op voordelen behoeven te rekenen!

Lily Eijsten

Een consument

P.S. Herhalingen vinden zijn oorzaak in de tekst van het verslag.


== Zie ook ==

== Externe links ==

* [http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640333&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_news_item_id=18713 Schriftelijke reactie Notaoverleg biotechnologie 21 januari 2002]


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten

Brief aan VROM, GGO 99/05 – Suikterbieten, van der Have, Advanta

== Brief ==

Brief aan VROM, minister Pronk, Betreft 99/05 – Suikerbieten van der Have
Datum 04-09-2001== Omschrijving ==

Brief van L. Eijsten aan het ministerie van VROM, betreffend dossier 99/05, Suikerbieten van der Have

Reactie op brief 10 augustus 2001.

Mevr Eijsten gaat in deze brief ook uitvoerig in op een allergologisch onderzoek dat op haar is verricht. Voor dit onderzoek zie: [[Resultaat allergologisch onderzoek bij Eijsten, glufosinaat-ammonium]]

== Auteur(s) ==

* Eijsten, Lily

=== Brief (volledige tekst) ===

Ministerie van VROM,
Directoraat Generaal Milieubeheer,
In Handen Drs. J. P. Pronk,
Rijnstraat 8, Postbus 20951,
2500 EZ DEN HAAG
IPC 100.

 

Geachte Heer Pronk,

 

Betreft Dossier 99/05 – Suikerbieten [[van der Have]]

Hiermede kom ik terug op Uw brief van 10 aug. jl. Ref. SAS/2001086809, waarin U aanvoert, dat Hoechst beweert dat er slechts één substraat van PAT is, tegenover het aangetoonde feit van Thompson, dat er meerdere substraten van PAT zijn. ‘Het is Geen Good Laboratory Practice van Hoechst om dit door Thompson aangetoonde feit niet in een onderzoek te weerleggen. Over de schadelijkheid voor de gezondheid schreef ik U en zend U hierbij het commentaar van de Heer Drs. J. Visser, hetwelk ik indertijd naar de Raad van State zond.

Wat betreft het tweede punt: ik heb niets “gevraagd”. De mensen, die verstand van zaken hebben zeggen meteen: die test deugt niet. Die test is niet alleen in “mijn ogen” foutief. De reden waarom de dermatoloog geen andere test wilde doen blijft in het duister.

Volgens mij zit in het dossier, dat de dermatoloog heeft “opgebouwd” in ieder geval documentatie, welke ik hem heb gegeven, omdat hij mij vertelde, dat hij de stof niet kende. Dat vind ik een gotspe. Ik heb zelfs een liter GL14 moeten organiseren, die ik slechts enkele dagen vóór de test in het ziekenhuis mocht afleveren.

De dermatoloog had contact met het [[CTB]] moeten opnemen om uit te zoeken waar die dermatitis van kon komen, d.w.z. de samenstelling van GL14 op te vragen.

Als consument/detective ben ik er nu achter gekomen, dat de veroorzaker waarschijnlijk een hulpstof is, n.l. PROPAANDIOL (10% van de formulering). Ik heb nu meerdere rapporten, die aantonen dat propaandiol dermatitis (eczeem) veroorzaakt. Deze stof zit in veel producten en dat is buitengewoon ernstig. Vooral nu er allerwegen een explosie is van eczeem! Notabene, in Zovirax – tegen koortslippen -zit ook propaandiol. (Net als bij herbiciden: niet iedereen zal er last van hebben.)

Het is niet juist om van mij te verlangen om met nog meer bewijs te komen. Het kort mij voor, dat de Nederlandse overheid met al zijn gezondheidsinstanties (RIVM, Gezondheidsraad enz.) wel wat meer informatie had kunnen geven over die foutieve test, zodat de schadelijkheid van het herbicide niet langer onder tafel geschoven kan worden.

Overigens: “inhoudelijk” heeft niemand op mijn bezwaren gereageerd, ook in Uw brief van 10 augustus jl. niet.
Doch Staatsraad Berg heeft hiertoe toch het verzoek gedaan aan VROM en COGEM – en daar wil ik mij aan houden.

De vergunningverlening is een zaak van de gezamenlijke ministeries, en ik mag aannemen, dat er overleg gepleegd had kunnen worden in deze “ernstige” zaak.

Het mag niet zijn, dat men steeds kan schrijven: er zijn geen gevallen bekend over de schadelijke werking. Wat ik zeer vreemd vind, is dat er niemand kritiek leverde op dergelijke uitlatingen. Of toch? Het komt mij voor, dat juist de overheid de onderste steen boven moet halen om de bevolking te beschermen tegen misleidingen zoals de onderhavige.
Ik ”’twijfel niet”’ aan de ”’on”’juistheid van de test, en noem in dit verband de EU Legislation en diverse rapporten betreffende de juiste tests. Dat is de reden, waarom ik met de desbetreffende bezwaren ben gekomen. Het geval speelt reeds vanaf 1992 (sensibilisatie).

U begrijpt ècht wel, dat door foutieve tests meer dan eens beweerd kan worden, dat er geen negatieve gevolgen zijn gevonden door toepassing van het herbicide. Dit moet toch voor de overheid een reden zijn de zaak tot op de bodem uit te zoeken. ”’In de USA kan dat wel. Waarom hier niet?”’

Als ik de stukken lees van de EPA betreffende de diverse herbiciden/pesticiden dan valt mij op, dat steeds gesproken wordt over gegevens uit het dossier: gegevens verstrekt door de fabrikant.

In een dossier van AgrEvo wordt een bewijs opgevoerd, dat zou moeten aantonen, dat het herbicide niet sensibiliserend werkt. Een groep mensen werd de “crop” ingestuurd, en kwamen er even later “onbeschadigd” weer uit! Niets te zien! Moeten consumenten deze hullabaloo maar voor zoete koek aannemen? Dit z.g. bewijs is van de gekke. Er staat b.v. niet hoe lang geleden de laatste bespuiting had plaatsgevonden, of het mensen betrof die getest waren op hun al dan niet atopisch zijn en b.v. ook niet behoorden tot het Kaukasische ras (die zijn vatbaarder), en of diezelfde mensen b.v. een jaar later wederom in een veld met bespoten crop werden losgelaten. Ongelofelijk!

Om maar te kunnen beweren (zonder onderbouwing) dat het produkt niet sensibiliserend werkt, worden de mensen maar op verkeerde wissels gezet, m.a.w. belazerd.

Consumenten moeten er toch op kunnen vertrouwen dat de beoordelaars van de fabrikantendossiers dergelijke misleidingen wel ontdekken. NIET DUS.

Overigens, Uw brief van 16/8’01 moet geschreven zijn in overleg met de COGEM. De Heer Schellekens schreef mij namelijk, dat dat in ieder geval de bedoeling was.

Waarom kan men niet gewoon zeggen: het ligt er dik op, dat hier van een foutieve test sprake is: een hydrofiele stof moet met een “geschikte”, d.w.z. met een hydrofiele stof als drager getest worden, of anders puur op de huid. Vraagt U het maar eventje aan Mevr. Borst. Waarom die draaierij, gewoon de waarheid zeggen. Wat moeten consumenten van deze draaierij denken? Het is toch niet aan mij om nu te gaan bewijzen dat de aarde rond is?

Het is toch niet zulk een moeilijk probleem als die welke boekhouders voorgelegd kregen hoe ze de voorraadadministratie dachten te kunnen bijhouden van de gedolven erts aan de achterkant van de maan!

In het Expert Panel Report on the Future of Food Biotechnology prepared by The Royal Society of Canada, enz. wordt op bl.213 uitdrukkelijk gesproken over de belangrijkheid van het vertrouwen tussen de industrie en de “Regulators”: Slechts in een atmosfeer van vertrouwen kunnen overheid en industrie samenwerken, enz.: …”in the cooperative way necessary to generate the product and ”’test data required for the protechtion of public safety”'”.

Dit is precies mijn bedoeling verwoord, waarom ik een proces heb aangespannen om de z.g. inerte stoffen (hulpstoffen) openbaar te maken aan het publiek.

De Bestrijdingsmiddelenwet wordt toch ook uitgebracht, niet alleen door de VROM, maar in samenwerking met andere ministeries en die bezwaarschriften tegen vergunningen voor proeven of markttoelatingen enz. moeten toch officieel aan de VRCM gericht worden. Het zijn landbouwkundige zaken, met eventuele gevolgen voor de gezondheid van de bevolking. Die negatieve effecten van landbouwkundige toepassingen mogen niet schadelijk zijn voor de humane gezondheid.

In de USA trekt met hieruit ook de consequenties, waar b.v. de Starlink-mais verboden werd voor menselijke consumptie (niet verboden voor diervoeder!!!!).

Die Bt-eiwitten zijn niet dodelijk voor de mens, maar wel voor de maisboorder, met een PH-gehalte in de “midgut” van 7 of hoger, en voor alles met een PH van 7 of hoger in hun spijsverteringssysteem!

Ik ben aan het uitzoeken hoe het kwam, dat papegaaien in Noord Italië stierven met maiskorrels in hun krop, waarbij de krop geperforeerd was – naar ik las, en waardoor zij niet meer konden eten, resp. tengevolge van een grote infectie etc
Hadden die papegaaien illegaal BT-mais gegeten? Hadden ze een virus-infectie opgelopen?

Men schrijft steeds: Bt-eiwit is niet dodelijk, voor de mens (!), maar het Crystal lost op in Delta endotoxin en dat is het grote giftige deel, dat zorgt voor beschadiging van de celwand. (s.e.& o.).

Mijn conclusie is, dat door “foutieve” mededelingen de geloofwaardigheid van AgrEvo een grote knauw heeft gekregen, en ik vind, dat de zaken waarmee ik te maken heb, parallellen vertonen met die Starlink–affaire in de USA, en dat de overheid in de onderhaivge kwestie niet handelt in het belang van de bevolking – hoe behoedzaam men ook schrijft! Moet een consument nu weer het voortouw nemen, of de nek uitsteken, in een zaak, die uiteindelijk de voedselveiligheid betreft.

Waar U het heeft over mijn “vraag” betreffende de reden waarom de dermatoloog de juiste test niet wilde doen, zeg ik: het was van mij geen vraag maar een “constatering”.

* Hij moet ALTIJD DE JUISTE TEST DOEN, onder alle omstandigheden.

Hij heeft dan ook laakbaar gehandeld. Hieromtrent hoef ik waarachtïg geen second opinion te vragen. De mededelingen van de dermatoloog zijn belastend genoeg: Als hij met die tests zou doorgaan, zou de kans bestaan, dat er inderdaad sensibilisatie zou optreden.

Mooier bewijs van de sensibiliserende eigenschappen van Finale SL14 is er niet – zou ik denken.

Tot die conclusie had hij ook kunnen komen door de tests te doen volgens b.v., de EU–Legislation. Hij zit in een moeilijk parket, maar het is natuurlijk voornamelijk een zaak van Hoechst.

Toen ik enkele weken geleden aan de Heer Noome van Advanta vroeg of hij de samenstelling wist van de herbiciden waartegen hij zijn planten resistent maakt (glyfosinaat amm.) antwoordde hij: neen, dat is de zaak van Hoechst.

Het is wel degelijk de verantwoording van de overheid te zorgen, dat de bevolking/consument gevrijwaard wordt voor schadelijke stoffen voor de mens, via welke weg die dan ook tot ons komen. De Minister heeft al zijn verantwoordelijkheid genomen door zich in te zetten voor onderzoek naar schadelijke werking van herbiciden en hun hulpstoffen in de formulering.

Als de betreffende personen de “tekortkomingen” in de fabrikantendossiers niet zien, misschien alleen al door tijdsgebrek, dan zitten we met een zeer groot probleem. Vertrouwen op de juistheid van de verstrekte gegevens had men heden absoluut niet meer. Consumenten zijn toch niet allemaal schlemie1en.

Hoe krijg je die gifstoffen weg? Net als die Japanse duizendknoop!! Men is hier bezig geweest met Roundup Futur (niet toegelaten!) maar is gestopt uit angst voor het bodemleven. Er werd geadviseerd: Evolution!! Gouden tijden voor grondverzetmachines! 1 meter diep graven en wortelstokken van 20 meter lang verwijderen. En nauwkeurig. Er is nog een herbicide van 41% glyfosaat! Bufferzone?

Vriendelijke groeten,

L. Eijsten.

 

Bijlage: PAT

== Zie ook ==

Andere documenten betreffende 99/05 Suikerbieten, van der Have/Advanta:


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

 

Uitspraak RvS BGGO 99/05 Advanta Seeds Suikerbieten

== Titel ==

Uitspraak Raad van State, BGGO 99/05 Advanta Seeds Suikerbieten.

== Begeleidende Brief ==
Aan:

L. EIJSTEN E.A., CEINTUURBAAN 266, 1072 GJ AMSTERDAM

 

Datum: 30 juli 2001

Onderwerp: Advanta Seeds B.V. Suikerbieten

Ons nummer: 200002946/2/M 1

 

Hierbij zend ik u een afschrift van de uitspraak in bovenvermelde aangelegenheid.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, voor deze,

== Uitspraak ==

200002946/2, 200004252/2, 200004254/2, 200004255/2, 200004256/2, 200004258/2, 200004259/2.
Datum uitspraak: 1 augustus 2001

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:
1. L. Eijsten en erven J. van der Meulen,
2. W. de Lange,
3. de stichting “Stichting Greenpeace Nederland”,

alle wonend dan wel gevestigd te Amsterdam, appellanten,

en

de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder.

 

=== 1. Procesverloop ===
Bij besluit van 8 mei 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/05, heeft verweerder in overeenstemming met de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, krachtens artikel 23 van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (Stb. 1993, 435; hierna: het Besluit) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Advanta Seeds B.V. (hierna: vergunninghoudster) tot 31 december 2008 een vergunning verleend voor het verrichten van veldproeven met niet-bloeiende genetisch gemodificeerde glufosinaat¬ammoniumresistente suikerbieten. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de provincies Drenthe, Flevoland, Friesland, Groningen, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Zeeland en Zuid-Holland. Dit besluit is op 11 mei 2000 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 18 juni 2000, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2000, en appellant sub 2 bij brief van 20 juni 2000, bij de Raad van State ingekomen op 21 juni 2000, beroep ingesteld.

Bij besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 98/15, heeft verweerder krachtens artikel 23 van het Besluit aan vergunninghoudster tot 31 december 2008 vergunning verleend voor het verrichten van werkzaamheden in bedrijfsruimten, kassen en in het veld met genetisch gemodificeerde Brassica napus planten, waaronder koolzaadplanten, met een resistentie voor bepaalde vormen van biotische stress. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de gemeente Reimerswaal.

Bij besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/01, heeft verweerder krachtens artikel 23 van het Besluit aan vergunninghoudster tot 31 december 2008 vergunning verleend voor het verrichten van werkzaamheden met bloeiende en niet-bloeiende glufosinaat¬ammoniumresistente genetisch gemodificeerde suikerbieten in bedrijfsruimten, kassen en in het veld. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de gemeenten Bergen op Zoom, Dropten, Heusden, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal, Roosendaal, Steenbergen, Tholen en Woensdrecht.

Bij besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/02, heeft verweerder krachtens artikel 23 van het Besluit aan vergunninghoudster tot 31 december 2008 vergunning verleend voor het verrichten van werkzaamheden in bedrijfsruimten, kassen en in het veld met genetisch gemodificeerde koolzaadplanten (Brassica napus L.) met een additionele herbicideresistentie. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de gemeente Reimerswaal.

Bij besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/03, heeft verweerder krachtens artikel 23 van het Besluit aan vergunninghoudster tot 31 december 2008 vergunning verleend voor het verrichten van werkzaamheden in bedrijfsruimten, kassen en in het veld met genetisch gemodificeerde, in de groeivorm gewijzigd koolzaad. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de gemeente Reimerswaal.

Bij besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/04, heeft verweerder krachtens artikel 23 van het Besluit aan vergunninghoudster tot 31 december 2008 vergunning verleend voor het verrichten van werkzaamheden in bedrijfsruimten, kassen en in het veld met genetisch gemodificeerd koolzaad met een gewijzigd koolhydraatmetabolisme. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de gemeente Reimerswaal.

Bij besluit van 20 juli 2000, kenmerk DGM/RVS nr. BGGO 99/07, heeft verweerder krachtens artikel 23 van het Besluit aan vergunninghoudster tot 31 december 2008 vergunning verleend voor het verrichten van werkzaamheden met bloeiende en niet-bloeiende glyfosaat resistente suikerbieten in bedrijfsruimten, kassen en in het veld. De werkzaamheden zullen plaatsvinden in de gemeenten Bergen op Zoom, Dropten, Heusden, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal, Roosendaal, Steenbergen, Tholen en Woensdrecht.

Verweerder heeft voormelde besluiten van 20 juli 2000 genomen in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Deze besluiten zijn op 27 juli 2000 ter inzage gelegd.

Tegen deze besluiten heeft appellante sub 3 bij brief van 5 september 2000, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2000, beroep ingesteld. De gronden van deze beroepschriften zijn aangevuld bij brief van 10 oktober 2000.

Bij brief van 18 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verweerder een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2001, waar appellanten sub 1, waarvan L. Eijsten in persoon en bijgestaan door drs. J. Visser, gemachtigde, en appellant sub 2 en appellante sub 3, beiden vertegenwoordigd door mr. A.H.J. van den Biesen, advocaat te Amsterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.J. Kleijs en dr. J. van der Leij, ambtenaren van het ministerie, en dr. J.E.N. Bergmans, gemachtigde, zijn verschenen.

Verder is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. L.P. Hoogenboezem en drs. C. Noome, gemachtigden, als partij gehoord.

=== 2. Overwegingen ===
==== 2.1. ====
2.1. Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen (hierna: de Wet) kunnen, indien een redelijk vermoeden is gerezen dat door handelingen met stoffen of preparaten ongewenste effecten zullen ontstaan voor mens of milieu, bij algemene maatregel van bestuur regelen worden gesteld met betrekking tot het vervaardigen, in Nederland invoeren, toepassen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen, vervoeren, uitvoeren en zich ontdoen van deze stoffen of preparaten.

Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a en c, van dit artikel, voor zover hier van belang, kunnen hiertoe regelen behoren, inhoudende:
* a. een verbod een of meer van de in het eerste lid genoemde handelingen te verrichten met betrekking tot bij de maatregel aangewezen stoffen of preparaten;
* c. een verbod een handeling als onder a bedoeld te verrichten zonder vergunning, verleend door verweerder.

Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Wet worden, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 24, tweede lid, onder c, tevens bij algemene maatregel van bestuur regelen gesteld betreffende de wijze waarop de aanvraag om een vergunning dient te geschieden en de gegevens die van de aanvrager kunnen worden verlangd.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan de vergunning slechts in het belang van de bescherming van mens en milieu worden geweigerd.

Ingevolge het vierde lid van dit artikel kan een vergunning onder beperkingen worden verleend en kunnen aan een vergunning in het belang van de bescherming van mens en milieu voorschriften worden verbonden.

Ingevolge artikel 23, eerste lid, van het Besluit, een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 24 en 26 van de Wet, is het verboden zonder vergunning van verweerder genetisch gemodificeerde organismen te vervaardigen, te vervoeren, toe te passen, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen of zich ervan te ontdoen.

Ingevolge artikel 24, tweede lid, van het Besluit wordt bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 23 een risico-analyse met betrekking tot de voorgenomen handelingen overgelegd, in ieder geval inhoudende de gegevens, bedoeld in bijlage 3 bij dit Besluit.

Bij de toepassing van artikel 26, tweede en vierde lid, van de Wet komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten voortvloeit.

====2.2.====
2.2. Appellanten sub 1, appellant sub 2 en appellante sub 3 vrezen voor de mogelijk nadelige gevolgen van de introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu. Appellante sub 3 heeft daarbij gewezen op de mogelijke schade die aan de ecologie en aan gewassen van boeren in de omgeving van de proefvelden kan worden toegebracht. Appellant sub 2 en appellante sub 3 betogen dat niet kan worden volstaan met de enkele aanduiding van de gemeente of de provincie waar de veldproeven worden verricht. In dat verband hebben deze appellanten aangevoerd dat de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in bijlage 3, onder 2, bij het Besluit. Daarin is volgens hen bepaald dat de voorgenomen plaats waar de veldproeven worden verricht nauwkeurig moet worden beschreven.

====2.3. ====
2.3.1 Ingevolge bijlage 3, onder 2, bij het Besluit moet een risico-analyse als bedoeld in artikel 24 van het Besluit met betrekking tot de voorgenomen
handeling, in ieder geval de volgende gegevens in houden:
* a. een beschrijving van de plaats waar de handeling wordt uitgevoerd met gegevens betreffende de situering en de toegankelijkheid voor mens en dier:
* b. een beschrijving van relevante veranderingen die in de nam toekomst in de omgeving van de plaats van handeling kunnen worden verwacht;
* c. een beschrijving van de verspreidingsroute van het organisme of de organismen;
* d. een beschrijving van het ecosysteem waarin de handeling wordt uitgevoerd, en de te verwachten effecten op dat ecosysteem;
* e. de methode en de duur van de handeling;
* f. de wijze waarop de groei en overleving van het organisme en de onder 1 d en 2d bedoelde gegevens kunnen worden gevolgd in de tijd;
* g. de wijze waarop noodmaatregelen kunnen worden getroffen
indien zich nadelige effecten van de handelingen in het milieu voordoen.

==== 2.4.====
2.4. Blijkens de brief van verweerder van 18 juni 2001 is hij voornemens de bestreden besluiten ambtshalve in te trekken naar aanleiding van de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling van 16 november 2000, bekend onder de nos. 200002946/1, 200004252/1, 200004254/1, 200004255/1, 200004256/1, 200004258/1 en 200004259/1. Verweerder meldt in deze brief dat hij in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft besloten het daarin uitgesproken oordeel te volgen. Uit die uitspraak heeft verweerder afgeleid dat met het oog op de kenbaarheid voor derden aanvragen voor het uitvoeren van werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen een nauwkeurige beschrijving van de locaties dienen te bevatten. Verder wijst hij in de brief op de overweging in de uitspraak van 16 november 2000 van de Voorzitter waarin wordt betwijfeld of de onderhavige aanvragen voldoen aan het bepaalde in artikel 24, tweede lid, van het Besluit, in samenhang met bijlage 3, onder 2, bij het Besluit. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat naar zijn mening de desbetreffende aanvragen wat betreft de vermelding van de plaats waar de proeven worden verricht onvoldoende nauwkeurig zijn en niet voldoen aan de evenvermelde voorschriften van het Besluit. Gelet op dit standpunt na het nemen van de bestreden besluiten moet worden geconcludeerd dat deze in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn voorbereid.

==== 2.5.====
2.5. De beroepen zijn gegrond. Gelet op het voren overwogene dienen de bestreden besluiten geheel te worden vernietigd. De Afdeling laat bespreking van de beroepen voor het overige achterwege.

====2.6.====
2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten van appellant sub 2 en appellante sub 3 te worden veroordeeld. Wat appellanten sub 1 betreft, is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

=== 3. Beslissing ===

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

 

* I. verklaart de beroepen gegrond;
* II. vernietigt de besluiten van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 mei 2000, kenmerk DGM/SVS nr. BGGO 99/05, en van 20 juli 2000, met kenmerken DGM/SVS nr. BGGO 98/15, DGM/SVS nr. BGGO 99/01, DGM/SVS nr. BGGO 99/02, DGM/SVS nr. BGGO 99/03, DGM/SVS nr. BGGO 99/04, DGM/SVS nr. BGGO 99/07;
* III. veroordeelt de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de door appellant sub 2 en appellante sub 3 in verband met de behandeling van hun beroepen gemaakte proceskosten tot een bedrag voor appellant sub 2 van f 1065,00 en voor appellante sub 3 tot een bedrag van f 1420,00, welke bedragen geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; de bedragen dienen door de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) te worden betaald aan appellant sub 2 en appellante sub 3;
* IV. gelast dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht (voor appellanten sub 1 en appellant sub 2 ieder f 225,00 en voor appellante sub 3 f 2700,00) vergoedt.

 

Aldus vastgesteld door mr. J.P.H. Donner, Voorzitter, en drs. M.W.M. Vos-van Gortel en mr. E.M.H. Hirsch Ballip, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.

w.g. Donner Voorzitter

w.g. Plambeck ambtenaar van Staat

 

Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2001

159-313. Verzonden: 01 AUG. 2001

Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van oe daad van State, voor deze


== Zie ook ==
Documenten in dossier BGCO 99/05, van der Have, Advanta Seeds, suikerbieten:

== Externe links ==


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

Brief aan Raad van State, inzake veldproeven met niet bloeiende GM GLA resistente suikerbieten.

Brief van Lily Eijsten aan de Raad van State, naar aanleiding van besluit VROM om vergunningen ambtshalve in te trekken. Zij is er niet mee eens dat hierdoor niet ingegaan wordt op inhoudelijke argumenten.

== Volledige tekst ==

Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag

Mijne Heren.

Betreft aanvraag voor vergunning voor veldproeven met niet-bloeiende GM GLA resistente SUIKERBIETEN in 9 provincies, Dossier nr, BGGO 99/05 200002946/2, door D.J.v.d.Have/Advanta, Kapelle.

Hermede kom ik terug op de zitting van de Raad van State op 19.6.01 inzake bovengenoemde vergunning.

Door het besluit van VROM om 7 vergunningen ambtshalve in te trekken was de noodzaak vervallen mijn pleitnota voor te lezen – die pleitnota had U toch reeds in bezit.

Ik las zonet de pleitnota van de firma Advanta dd. 19.6.01 en het interview van de heer Noome met de Volkskrant dd, 7.7.01, zodat ik nu mij versneld haast het volgende te schrijven.

Tijdens genoemde zitting is weer niet ter zake gekomen alle bezwaren van mijn pleitnota, resp. mijn bezwaarschrift en mijn beroepechrift, en nu noem ik o.a. de twee zware misleidingen, die te maken hebben met de foutieve tests betr. eczeem/sensibilisatie door het herbicide Finale SL14 en de kwestie van de meerdere substraten van PAT, waarbij absoluut geen sprake was van “Good Laboratory Practice”

Ik verzoek U zeer dringend te willen bewerkstelligen, dat ik inhoudelijke argumenten krijg van Zowel VROM als van COGEM, inzake mijn bezwaren. Uiteindelijk, na aangetekende brieven aan COGEM en VROM heb ik nog steeds niets vernomen.

Is het uiteindelijk niet zo:  geen commentaar op bezwaar-, resp. beroepschrift: geen vergunning. (accoord met bezwaar).

Indien de 7 vergunningen niet verleend worden voor VROM, vanwege het argument betreffende de locaties, dan zouden mijn bezwaren in lucht kunnen opgaan. Vanwege het algemeen belang (explosie van eczeemgevallen) en met het oog op de ontwikkelingen hieromtrent verzoek ik toch om reacties op mijn bezwaren, hoe moeilijk dit ook is. Het “locatieprobleem” was dit keer niet in mijn beroepschrift genoemd!

Gezien de pleitnota van Advanta dd. 19,6,01 waarin zij aanvoeren, dat zij vinden, dat de argumenten betreffende de locatie-omschrijving te mager zijn om intrekking van de vergunning te bereiken, schrijf ik deze brief.

Het is belangrijk, dat de locaties voor iedereen bekend zijn, en dat passanten 1,5 km rondom de proefvelden weg moeten blijven, omdat ik aanneem, dat met de betreffende herbiciden gespoten wordt. Een z.g, “vrije” zone van 1.5 km. is in het belang van de passanten.

Wat zijn de ”’waarborgen”’, dat passanten niet in aanraking kunnen komen met de “drift”? “Drift” niet alleen op de proefvelden, maar straks – na commercialisatie –
(subsidies worden toch met het oog op toekomstige commercie verstrekt?) op landbouwgronden overal in het land?

Sinds enkele jaren zijn de spuitkoppen verbeterd, maar er wordt sowieso met herbiciden gespoten; daarom zijn de planten genetisch gemodificeerd.

Dat bordje “Verboden Toegang” is lariekoek. Dat beschermt NIET de belangen van belanghebbenden – niet van de veredelaar, en niet van de passanten en ook niet van de werker in het veld. Een veiligheidsfunctionaris kan ook niet veel uitrichten, en loopt ook risico (bij eventuele drift). Bovendien: een proefveld ligt ook open en bloot om de herb.- drift van de buren over zich heen te krijgen. Overigens, hebben de agrariërs straks na commercialisatie ook veiligheidsfunctionarissen in dienst?

Laten we zorgen, dat we in Nederland niet zulke ellendige zaken krijgen als in Canada: die boer Schmeiser versus Monsanto.

Er mag met wind of regen niet met herbiciden gespoten worden. Dit is een betrekkelijk waardeloze regel. Als het zo uitkomt wordt er toch gespoten, Zie de kwestie in de buurt van Zwolle waar Mevr. E. een natuurtuin had, die veel bezocht werd. De tuin werd bedorven door de drift van Roundup, verspoten door de buren. Het leven in de bodem was vernield. Schade-eis van f. 100.000,- werd toegewezen. Ze heeft de boel gesust, nadat men haar autoruiten ingooide, enz, en omdat ze toch met de buren moest leven. De verkoopwaarde van de grond zou in die tijd behoorlijk gezakt zijn.

Ik vind het nodig U dit te schrijven,

Met de meeste hoogachting.

Lily Eijsten.

== Zie ook ==

Documenten in dossier BGCO 99/05, van der Have, Advanta Seeds, suikerbieten:


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

PLEITNOTA inzake de vergunning met niet-bloeiende GM GLA-resistente SUIKERBIETEN.

PLEITNOTA voor de zitting op dinsdag 19 juni 2001 inzake de vergunning met niet-bloeiende GM GLA-resistente SUIKERBIETEN van de fa. v.d. Have/Advanta Seeds B.V.,Dossier BGGO 99/05, Uw nr. 200002946/2/M1.

Deze pleitnota heeft veel overeenkomst met die van 23-10-00, maar heeft essentiële wijzigingen die voortkomen uit de beschikbare gegevens betreffende de samenstelling van de herbicide, en is een voorbeeld van niet-transparantie van de eigenschappen van het bestrijdingsmiddel.

Op de beide laakbare feiten, genoemd in ons beroepschrift en bezwaarschrift werd nog steeds niet gereageerd door VROM (en COGEM). Ik schreef u dit op 27 mei jl. “Geen reactie” betekent stilzwijgend erkennen van de genoemde feiten.

Er is hier absoluut geen sprake van “Good Laboratory Practice”, hetgeen de betrouwbaarheid van de verstrekte gegevens zeer ernstig devalueert.

Ik noem ze nog even kort:

1. Geen onderzoek gedaan naar de andere substraten van PAT (bewering, dat er één substraat is van Glufosinaat ammonium.) Zou waarschijnlijk te kostbaar zijn.

2. Foutieve test van eczeem door drift van GLA, na sensibilisatie door GLA: hydrofiele stof getest met hydrofobe drager, zodat de formulering niet in de huid kon doordringen. Zeer laakbaar.

Ik schreef hierover nog op 27-5-01 – geen reactie – stilzwijgend erkennen – vergunning intrekken.

Nog even: vergunning tot gebruik van Liberty, een herbicide met dezelfde componenten als Finale SL 14, aanvankelijk niet verleend, werd toch op juridische gronden, na veel gehakketak, tot midden 2003 wèl verleend door het CTB.

Werkzame stof in die herbiciden is Glufosinaat-ammonium. De formulering – handelsproduct – bevat diverse hulpstoffen, waarvan er een, t.w. AES (alkylether sulfaat) eveneens “werkzaam” is, en verplicht vermeld wordt.

AES geeft cardiovasculaire effecten (vaatvernauwing resp. vaatverwijdering afhankelijk van de dosis). Die juridische gronden laten de schadelijkheid van het middel onverlet.

In vele rapporten werd aangetoond, dat de formulering van het bestrijdingsmiddel (met Andreaskruis) schadelijker is dan de werkzame stof. Hetzelfde fenomeen doet zich overigens ook voor bij Roundup en Bacillus thuringiensis, waar EPA in zijn documentatie duidelijk over is. EPA staat NIET in voor de veiligheid van kinderen en volwassenen, die aan genoemde herbiciden blootgesteld worden in gebieden waar de stoffen gebruikt worden voor non-food-use (spoorwegbermen, parken, enz.) echter dezelfde stof wordt ook gebruikt op akkers voor de voedselproductie.

Voor Bacillus thuringiensis wordt door EPA – aug. ’98 – zo geformuleerd:

“several raports under FIFRA have been made for various Bac. Th. products, claiming allergic reactions. However, the Agency determined these reactions were NOT due to Bac. Th. itself (blijven derhalve nog een aantal hulpstoffen over).

Ongetwijfeld kan het CTB verder uitsluitsel geven, maar niet aan het publiek/consument/slachtoffer. Over die allergische reacties wil ik U desgewenst wel een en ander zenden.

De verleende vergunning voor het herbicide Liberty staat op de tocht, zoals gezegd: tijdelijk toegelaten tot midden 2003.

Proeven met herbiciden op basis van GLA hebben niet veel zin. Wat betreft het beoogde toekomstige gebruik: het product – de suikerbiet – is afhankelijk van het bestrijdingsmiddel, doch de introductie in het milieu is niet veilig voor de menselijke gezondheid.

Wij hebben indertijd in ons bezwaarschrift aangegeven, dat de vergunningverlening niet kan worden gebaseerd op adviezen van oudere datum, die ook nog betroffen lof, mais, koolzaad en biet met GLA – andere gewassen. Het gen-construct komt terecht in het gnoom. Waar moeten wij hierbij aan denken? En wat is de uitwerking daarvan? Onomkeerbaar. Duidelijk: case by case.

De reactie was, dat de COGEM advies uitbracht conform het gevoelen van meerderheid. Dat is een hellend vlak. Er was dus geen helderheid.

Moeten we voor de voedselveiligheid afhankelijk zijn van gevoelens van de meerderheid. Dan vind ik dat er op dit punt toch gebrek is aan kennis, ook bij de COGEM-leden. Zo kwam Jeanne d’Arc op de brandstapel!

Ik wil wel even memoreren, dat het meeste wat ter tafel wordt gebracht betrekking heeft op landbouwkundige vraagstukken. Effecten op de gezondheid van de mens wordt wel, maar minder belicht.

De consument kijkt naar de voedselveiligheid, en die begint NIET bij de slager! De grootste “gemene” deler is het voedselproduct voor mens en dier in de voedselketen, en als onderdeel daarvan de toegepaste herbiciden.

Wat een heel leger van wetenschappers bezighoudt: belofte van minder werk voor de boeren, minder gebruik van herbiciden, meer winst voor de industrie. Allemaal prachtig. Maar bij o.a. dat mindere herbicide-gebruik zet ik een paar vraagtekens. Je zou het kunnen vergelijken met het drinken van een glas bier of een glas jenever: minder drinken! Geen rekening wordt gehouden met het moleculair gewicht van de werkzame stoffen in vergelijkbare middelen.

Het is van de gekke, dat de consument voor detective moet spelen om de milieuschadelijke effecten boven water te halen. Zoals de Heer Blok/VVD volgens de NRC van 8 juni jl. zei: Wij hebben wel een gevoel maar geen helderheid: en toch maatschappelijk ondernemen?

Dus door kennisgebrek kun je niet goed maatschappelijk ondernemen. Dit kennisgebrek mag toch niet de maatschappelijke opvattingen be-invloeden?

Waarom hoort publiek via de media NIETS over de milieuschadelijke effecten, ook niet in de vraagstellingen in de debatten over de voedselONVEILIGHEID?

De minister heeft een aanzienlijke mate van beoordelingsvrijheid, die wordt beperkt door de eis om steeds de landbouwkundige doelstelling van de bestrijdingsmiddelenwet te verwezelijken (d.w.z. de deugdelijkheid van het product herbicide en de milieubescherming.)

Geen ruimte om bij de benutting van die vrijheid andere belangen in aanmerking te nemen, d.w.z. de gezondheidsbescherming van de mens. Die herbiciden mogen prima werken (ze “doden”) doch ze zijn niet in het belang van de consument. De EPA schrijft het zo in het Federal Register dd. febr. 1997 inzake Glufosinaat ammonium op blz. 5335:…”there is dermal absorption of GLA…. has no qualitative data on dermal absorption for the formulation…… Without these data the Agency cannot determine the aggregate risk from exposure to children and adults, nor determine the aggregate risk to the public exposed by these non-food uses of this pesticide” (o.a. in parken enz.) Voor uw informatie ik heb een proces aangespannen voor aanvulling van de tekst in de Bestrijdingsmiddelenwet met de gevaarlijke stoffen en hulpstoffen in de formulering, die niet bekend mogen worden gemaakt!

Het probleem is niet de toxiciteit maar de blootstelling. De biet is afhankelijk van de toepassing van de werkzame stoffen (GLA en AES) en hulpstoffen in het herbicide. Door de onderzoekingen moet de consument zeker zijn dat het middel geen schadelijke nevenwerkingen zal laten ontstaan. GLA maakt 18,5 resp. 20% uit van de formulering en AES 30% – volgens mijn gegevens. Nogmaals: de hulpstoffen in de formulering zijn schadelijker dan de werkzame stof GLA.

Uit de U gezonden “Summary” van Hoechst kunt U duidelijk zien aan de hand van de rood en groen aangegeven regels, dat GLA “technical” en de formulering (handelsproduct) door elkaar worden genoemd, hetgeen de lezer gemakkelijk op een dwaalspoor zou kunnen zetten ten aanzien van de giftigheid. Iskandarova, Uzbekistan, stelt dat Basta (te vergelijken met Liberty) tot klasse I toxisch behoort. (I is de hoogste klasse). AgrEvo weigert de precieze samenstelling prijs te geven aan de burger, en dat is niet in het belang van de volksgezondheid. De consument behoort vergiftigingssymptomen in zijn eigen lijf te kunnen herkennen, en niet afhankelijk te zijn van tijdsgebrek van artsen om de samenstellingsgegevens op te vragen bij het RIVM/Centrum voor vergiftigingen. Men moet altijd vlug kunnen handelen.

En van deze herbicide is de suikerbiet afhankelijk.

Gaarne reacties aan:
L. Eijsten.


Zie ook:  Bezwaarschrift tegen aanvraag markttoelating van genetisch gemodificeerde mais, zodat de planten resistent zij voor glyfosaat


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

Commentaar op Volkskrantartikel: Landbouwer blieft geen genmais meer

Commentaar op Volkskrantartikel: Landbouwer blieft geen genmais meer. Datum 10/03/2001

Amsterdam, 27 maart 2001

De Heer Rik Nijland,
“De Volkskrant”,
Postbus 1002,
1000 BA Amsterdam

Geachte heer Nijland,

Betreft artikel: Landbouwer blieft geen genmais meer.

Onlangs werd mij uw artikel in de Volkskrant van 10/3 jl. onder de aandacht gebracht. Ik vind het noodzakelijk, dat ik u het volgende schrijf, om de zaak duidelijker te maken.

Een opmerking: als er echt te veel onkruid staat (in het maisveld), dan is er sowieso al minder herbicide nodig, wegens de parapluie-werking van de maisplant als gevolg van de grotere bladeren.

Aventis haalt aan de invloed van Liberty op de omliggende flora en fauna, maar vergeet eventjes “de mens”, die b.v. de effecten van de “drift” te verwerken krijgt (en de residuen van het herbicide in de voedselketen!)

Het is onnauwkeurig te spreken over “het middel Liberty”. Dit moet zijn: de werkzame stof in Liberty nl. GLA technical (phosphinothricine of Glufosinaat ammonium), een product -evenals Roundup- ontwikkeld uit een fosforverbinding.

Dit GLA “technical” is de werkzame stof in andere herbiciden van Hoechst, t.w. o.a. Basta, Finale, Finale SL (o.a. SL14). Al deze herbiciden hebben de werkzame stof GLA “technical” gemeen.

Aan die werkzame stof worden meerdere “hulpstoffen” toegevoegd, zoals Propaandiol, antischuimmiddel, enz. en -wat ernstig is- Alkylether Sulfaat (AES), dat cardiovasculaire effecten heeft. (vaatverwijdend, vaatvernauwend -afhankelijk van de dosis – effect op bloeddruk, enz.) Het totaalprodukt – handelsprodukt – noemt men de “formulering”. Bij laboratoriumproeven wordt veelal GLA technical gebruikt.

In Basta b.v. zit 30% AES. En dat is niet mis.

Ongeveer een half jaar geleden is mijn aandacht getrokken door het feit, dat in de bestrijdingsmiddelenwet slechts gesproken wordt van de “werkzame stof” en zijn omzettingsprodukten, niet van de andere stoffen in het gebruiksprodukt, de formulering.

(Voor de goede orde: ik heb slechts één maal gezien dat in de B.m.W. genoemd werd “hulpstoffen”).

Ik heb verzocht de B.m.W. aan te vullen met: “de toegevoegde stoffen, zoals o.a. surfactants en solvents, samen te benoemen: de formulering”.

Begin april wordt een en ander behandeld in de Vaste Kamercommissie voor LNV, en heb geprobeerd inlichtingen te krijgen over de toevoegingen aan de werkzame stof (geldt ook voor andere herbiciden), maar kennis hierover is voorbehouden aan het C.T.B. (College Toelating Bestrijdingsmiddelen), maar richtlijnen verhinderen mededeling te doen over de precieze samenstelling. Door reduceren en deduceren kom ik op 60% bekende stoffen in Basta. Ook bij het Rikilt is de samenstelling van de herbiciden niet bekend. Ernstig. Daarom wil ik geen Liberty. (En andere herbiciden!)

De herbiciden worden in de plant geacetyleerd, en in het darmstelsel gedeacetyleerd, waardoor daar het originele herbicide teruggevormd wordt.

Men wil graag beweren, dat dit volledig gedegradeerd wordt. Is dus niet zo. 6% wordt niet gedegradeerd, en heeft een halfwaarde tijd van 6 minuten. Die 94% heeft een hele tijd beschikbaar om door de darmwand heen te komen.

Men heeft nooit chronische toxiciteitsproeven gedaan! Ik heb valabele gegevens, dat residuen teruggevonden worden in vlees, melk, eieren.

Dit alles is de reden, dat ik bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven in beroep ben gegaan tegen het Besluit van het CTB, waarmede vergunning verleend werd voor toepassing van Liberty – tot juni 2003, omdat ik vind, dat de burger recht heeft kennis te kunnen nemen van de gezondheidsschadelijke stoffen in herbiciden. Geheimhoudingsplicht is niet op zijn plaats!

Derhalve ben ik verblijd met een groot dossier van de Landsadvocaat. Het gekke is, dat nog nooit iemand hiervoor zijn nek heeft uitgestoken! Zo heb ik ca. 55 bezwaarschriften, commentaren, beroepsschriften bij de Raad van State ingediend.

Mijn haren rezen ten berge, toen ik las de Opinion van de Sc. Committee on Plants betreffende de toelating van de mais GA 21, aangevraagd door Spanje. Zoals ik zie, grijpt men terug op voederproeven uit 1986, met de analyse uit dat jaar, en die “meeneemt” in de huidige beoordeling. Hoe is dat mogelijk? Kan niet!

Met vriendelijke groeten,
L. Eijsten

P.S. Mijn laatste brief aan u was van 16-8-00!! o.a. over 2 zware misleidingen.


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

Veevoer-Maismeel-Maisgluten

== Omschrijving ==

Aantekeningen van Lily Eijsten en Han van der Meulen over Glufosinaat en Glyphosaat in veevoer, maïsmeel en maïsgluten. Dit naar aanleiding van een artikel in Agri Holland

== Auteur(s) ==
* Eijsten, Lily
* Meulen van der, J (Han)

== Volledige tekst ==

AMSTERDAM, 17 november 1999

=== Veevoer — maismeel — Maïsgluten ===
# Glufosinaat in VS niet in deze teelt gebruikt

# Glyphosaat in VS onlangs gebruikt.
De grote hap maïs is BT-mais puur, Glyphosaat puur en gestapeld BT + Glyphosaat is qua volume ondergeschikt.

# De kans, dat de 5 monsters een onbespoten verleden hebben, is zeer groot.
Er bestaat dus een gerede kans, dat alle 5 monsters uit ongemodificeerde maïs bestaan. Dit is NIET nagegaan! Maar dat WEL te analyseren!

# Met soja ligt dat anders.

# Normen voor mais eerder 2,5mg/kg glufosinaat en soja 20 mg/kg glyphosaat

# In de plant is glyphosaat STABIEL. GEEN HALFWAARDEN!!

=== Maïsgluten en maïsmeel ===

* Het grootste deel van de Bt—mais is puur gemodificeerd voor BT-toxine – zonder glyphosaat- of glufosinaat- resistentie.
* In de onderzoeksperiode was pak weg 25% maïs-areaal gemodificeerd.
* Er bestaat dus een gerede kans, dat alle 5 monsters uit ongemodificeerde mais bestaan. Dit is niet nagegaan! Maar dat is WEL te analyseren!

Als er 25% kans is op een GM monster, dan is er 23% kans, dat ALLE 5 monsters ongemodificeerd zijn!

Het verhaaltje van Agri Holland stelt dus NIETS voor!

Het bovenstaande heeft betrekking op een Agri Holland Nieuws: wat ik onlangs in handen kreeg. De gegevens komen van het Productschap Diervoeder 1.4.99 ONBETROUWBAAR. Met zulke kletskoek verdienen ze hun geld.


== Uitzoeken ==

Doorslag slecht leesbaar, origineel opzoeken, plus artikel Agri Holland

== Zie ook ==


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

 

Kanttekeningen bij de beantwoording van de brief van Consument en Biotechnologie aan de heer R.A. Verlinden (Vomigen).

Amsterdam, 20 oktober 1999.

Kanttekeningen bij de beantwoording van de brief van Consument en Biotechnologie aan de heer R.A Verlinden, Vomigen, Rotterdam, dd 29-09-1999

Betreft:
Rapport door Tomoko Fujii, Takaro Ohata en Matsue Horinaka, van de Teikyo University School of Medicine, Tokyo: Alterations in the Response to Kainic Acid in Rats Exposed to Glufosinate Ammonium, a Herbicide, during Infantile Period.
Dit onderzoek was het begin van een research getiteld: “Transgenerational Effects of Man-made Environmental Toxic Agents Contaminating the Earth”. Deze studie werd ondersteund door het Ministry of Education, Science, Sports and Culture. Grants-in-Aid no.05278114

  1. De hoogte van de dosering zou een discussiepunt zijn.
    Dit is onzin. De hoogte is gewoon vermeld, nl. 1 mg/kg subcutaan.
    Dat deze dosering gekwalificeerd moet worden als “laag” volgt uit het feit, dat de laagste dosering, waarbij nog geen effect werd geconstateerd bij toediening volgens de een of andere route (oraal, dermaal, inhalatie, subcutaan, intraveneus, intraperitoneaal, enteraal, parentaal) bij andere proeven 2 mg/kg is.E. Ebert et al. Hoechst in: “Summary of Safety Evaluation Toxicity Studies of GLA” geeft een aantal No Observable Effect Levels in verschillende proefopstellingen, bij verschillende dieren, verschil in toedieningsroute, verschil in gezochte effecten.Volgens Hoechst: die laagste NOEL is 2mg/kg.Uit genoemd rapport, blz.148: “In summary, it can be stated that the lowest NOEL of 2 mg GLA/kg body weight/day, established in a chronic (24-month) feeding study in rats, has been verified by special investigations into the mode of action of GLA. Since the toxicological data for GLA indicated no genotoxic, carcinogenic or teratogenic, potential or other special toxicological hazards, a safety factor of 100 seems to be sufficiently conservative for establishing an Acceptable Daily Intake (ADI) value. For these reasons an ADI of 0.02 mg/kg body weight/day is proposed for GLA.”Dat de toedieningsroute geen realistische blootstellingsroute is en wellicht effectiever of ook minder effectief is dan een andere blootstellingsroute, doet echt niet ter zake!
    Over de effecten van de blootstelllingsroute kan onderzoek worden gedaan. In de brief van Consument en Biotechnologie wordt “gespeculeerd”; het is geen “discussie-punt”. De hoogte van de dosering staat vast.In het jaarverslag van Consument en Biotechnologie 96/97 werd:
    a) de hoogte van de dosering niet vermeld, zodat de lezer niet zelfstandig kon oordelen. – heel misleidend -.
    b) de exacte bibliografische gegevens van het artikel van Fujii waarop de “discussie” betrekking had, zijn afwezig, en het zou heel wel mogelijk zijn, dat er andere proeven met andere doses dan 1 mg/kg bestaan. Maar dit blijft nu in de mist hangen.
  2. Als bij een dosering een effect wordt geconstateerd, dan bestaat de kans, dat het effect maximaal is, dat er een “plafond” is bereikt. Een verdere verhoging van de dosering zal niets aan het effect veranderen.Om de gedachten te bepalen, een voorbeeld. Als met een dosering van x gram alle dieren sterven, zullen bij een 2x hogere dosis ook alle dieren sterven.Uit de cijfers van Fujii blijkt, dat hogere doseringen dan 1mg/kg GEEN noemenswaardig extra effect oplevert.Er is dus bij 1 mg/kg reeds een plafond bereikt (in DIT opzicht is 1 mg/kg dus een hoge dosis, terwijl dit t.a.v. de gepubliceerde en aan de ADI ten grondslag gelegde waarde van 2mg/kg “laag” is).Wat het No Observable Effect Level (NOEL) van deze proef met jonge ratjes is, is onbekend. Het is misschien wel 100x lager dan 1 mg/kg!!!
  3. Dat de blootstellingsroute niet echt relevant is, blijkt uit een proef van Fujii, waarbij de zogende moeder in het voer glufosinaat krijgt toegediend. (uit Cancer Causes and Control, Vol.08, Issue 03: Transgenerational effects of maternal exposure to chemicals on the functional Development of the brain in the offspring.De ratjes welke bij haar drinken vertonen dezelfde effecten als bij de subcutane injectie in het eerder genoemde voorbeeld. Hierbij zien we, dat hoewel subcutaan niet realistisch is, het wel indicatief kan zijn voor een andere realistische route.
  4. Een “terzijde”
    Het effect waarover we het hebben, nl. de respons op kainic acid kunnen we vermoedelijk interpreteren als een verstoring in de aanleg van een klasse neuro-transmitter-receptoren.
  5. Slotconclusie
    Er is in het Jaarverslag Consument en Biotechnologie 1996/1997 een marketing strategie gebruikt:

Feiten zijn gebagatelliseerd, misleidend geïnterpreteerd en onjuist geciteerd, alles op een volkomen ONwetenschappelijke manier.

J. van der Meulen, L. Eijsten.


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

Reactie op Vraagtekens bij genetisch gemanipuleerde gewassen

== Ingezonden brief ==

Reactie op “Vraagtekens bij genetisch gemanipuleerde gewassen”
Datum 16-05-1999

== Omschrijving ==

Brief aan de Redactie van het blad Oogst naar aanleiding van het artikel “Vraagtekens bij genetisch gemanipuleerde gewassen” in het blad Oogst van 30 april 1999.

== Auteur(s) ==

* Eijsten, Lily
* Meulen van der, J (Han)

== Volledige tekst ==

AMSTERDAM, 16 mei 1999

Aan: Redactie OOGST, T.a.v. de Heer Edwin Timmer, Postbus 29745, 2502 LS DEN HAAG,

Geachte Heer Timmer,

 

Hieronder volgt een stuk, geschreven naar aanleiding van de interviews in Oogst van 30 april jl., waarover ik U onlangs belde:

”'”Wij kunnen ons niet permitteren om met “flauwe kul” te komen””’

Macht. Macht is een begrip, dat door de eeuwen heen door een deel van de gemeenschap uitgeoefend wordt en waardoor een ander deel van dezelfde gemeenschap beheerst wordt, bewust of onbewust.

Kennis is een mijlpaal op weg naar macht. Met meer kennis kan je overwicht hebben en kan je de ander manipuleren. Dit zien we voortdurend om ons heen, en daarover behoef ik niet uit te weiden. Heb je niet voldoende kennis, merk je toch intuïtief dat je gemanipuleerd wordt, en ga je proberen uit te zoeken waar je op een verkeerde wissel bent gezet, en vooral: waarom. Dan ontdek je een lawine van MISLEIDINGEN.

Misleidingen vind je b.v. in de mooie verkooppraatjes van stofzuigerverkopers en vinden hun vervolg in verkooppraatjes van grote concerns met wereldwijde economische belangen. Belangen van wie? Van de aandeelhouders? Uiteindelijk zijn wij allemaal aandeelhouders, al realiseert men zich dat niet zo gauw. Je hebben allemaal deel in pensioenfondsen, verzekeringen enz.

Maar zodra je merkt, dat er pertinente leugens verkocht worden, spring je in het geweer. vooral als je merkt, dat duidelijke bewezen feiten 180 grd verdraaid worden! Voorbeelden te over.

Deze ontboezemingen overvielen mij bij het lezen van Uw artikel “Vraagtekens bij genetisch gemanipuleerde gewassen”.

Fouten worden allerwegen gemaakt. Maar als het voedsel betreft voor de wereldbevolking, dan is dat andere koek – ik bedoel nu niet veekoeken voor onze veestapel die dingen bevatten, die we (straks) op ons bord krijgen, en waarover het produktschap Diervoeding geen uitsluitsel wil geven!

Ik lees, dat votig jaar 58 vergunningen werden afgegeven -kennelijk overgenomen uit-het rapport door de Heer P. Schenkelaars namens Greenpeace. Dat aantal is wat overdreven. Die vergunningen werden afgegeven gedurende 1993 t/m 1998 (1 in 1999).

De Heer Saat – een aardige man overigens – zegt gelukkig niet dat biotechnologie veilig is; dat kan ook niet, want ongeveer alle wetenschappers zeggen, dat er meer onderzoek moet komen. Nou, dan vind ik dat novel food NIET veilig. Om dat dan grootschalig aan de consument aan te bieden is gewoon misdadig, vind ik als consument. Vooral omdat de doorsnee consument geen inzicht heeft in de gevolgen op de lange termijn, waar diverse valabele onderzoeksrapporten op wijzen.

Als een gen in een plant wordt ingebracht, is het aannemelijk dat een bedoelde eigenschap zich manifesteert. Maar wat het gen-”’construct”’ verder veroorzaakt in de plant is duister. Ziekteverwekkers, die resistent kunnen worden tegen het antibioticum Amikacine en 8 andere antibiotica wanneer zij in de gelegenheid zijn dit gen nptIII op te pikken – hier doelen wij op de aardappelen A priori en A propos van Avebe.

De Heer Koninkx haalt uit zijn computer twee onderzoekspublikaties, en vindt dit natuurlijk verontrustend. Topje van een ijsberg. Hoeveel verontrustender zou het zijn om te zien hoeveel publicaties te voorschijn zouden komen na een professioneel literatuuronderzoek! Welke databases heeft de computer gebruikt?

Alle zogenaamde literatuuronderzoeken zijn niet allemaal goed. Als voorbeeld noemen wij het literatuuronderzoek door M.M. Mees, et al. aan de Universiteit Leiden over de spermakwaliteit, met steun van het RIVM, aan welk onderzoek ernstige gebreken kleven, zoals keuze van de databasis, keuze van de zoekstrategie. Het is absurd, dat deze informele oefening onder de vleugels van het RIVM opgekrikt kon worden tot iets wereldschokkends, en uitgebreid in de pers vermeld werd. En niemand reageert! Weet het publiek veel. Sommige mensen kunnen allerlei onbewezen feiten spuien, omdat het publiek het toch niet snapt. Wij vinden dat misdadige manipulatie.

Volgens de Heer Saat vindt het onderzoek voor voedselveiligheid pas plaats bij een commerciële aanvraag. Dit is toch verschrikkelijk. Waarom kan daar niet eerder aan gewerkt worden. Eerst jaaaaaren (soms 20 jaren) ergens aan werken, en dan pas kijken naar de voedselveiligheid. Zoiets vinden wij onbegrijpelijk.
Een voorbeeld daarvan zien we nu bij die Avebe-aardappelen. Nu krijgt de fabrikant de kous op de kop, terwijl hij al jaren wist, dat het ingebrachte nptIII-gen voor een antibioticum Amikacin en 8 andere antibiotica voor problemen zou gaan zorgen. Eigen schuld, dikke bult. Cogem had beter moeten weten. Hoe betrouwbaar zijn adviezen?

Volgens Cogem zal ook Van der Have de veiligheid moeten garanderen. Nou? Natuurlijk is een GGO-gewas anders dan een traditioneel gewas. De veredelaar verandert de boel toch doelbewust?

Maar als het straks onverhoopt zover komt, dat er tengevolge van b.v. herbicide-gebruik (b.v.Glufosinaat ammonium bij herbicide-resistente gewassen grootschalig b.v. neurotoxische gevolgen zijn (Apoptosis – Watanabe) dan zal er tegen die tijd wel een wet liggen, dat de slachtoffers geen schadevergoeding krijgen (zoals in de VS bij slachtoffers van Agent Orange), want de consumenten hebben VRIJE KEUZEMOGELIJKHEID gehad!!!

De Heer Bergmans kan het ook mooi zeggen – moet hij voor de kosten opdraaien als oude mensen in het ziekenhuis liggen met b.v. TBC of lage longontsteking, en overlijden omdat zij geen redding kunnen krijgen van de werking van Amikacin tesamen met een ander antibioticum (synergisme). Zijn opmerking “flauwekul” is goedkoop, misplaatst en niet wetenschappelijk. Wat is de basis van zijn opmerking? Het is begrijpelijk, dat hij van zich af slaat, want Cogem heeft meerdere malen verklaard dat aardappelen met nptIII-gen veilig zijn.

Wij kunnen ons niet permitteren met “flauwe kul” te komen. Als onze bezwaren zijn door gevalideerde onderzoeksrapporten onderbouwd.

Dat zinnetje: “Zolang we er niet zeker van zijn of iets veilig is, moet de consument kunnen kiezen. Want wie is verantwoordelijk als straks een explosie volgt van allergieën?” is een gotspe. De consument moet juist beschermd worden en wordt nu voor de leeuwen gegooid. De Heer Saat vindt die vraag “ongepast”. Wij vinden zijn opmerking ONZINDEZIJK.

Men praat over afweging tussen voordelen en risico’s van een gewas. Dat is een landbouwkundige kwestie. De gezondheid van de mens wordt zelfs maar niet aangeroerd. Net b.v. als in de Milieumeetlat – omdat men niet over gegevens beschikt – en net zoals de HAN in haar rapport aangeboden aan de Heer Doornbos van het LTO vermeldt, dat Arbeidstoxicologie expliciet buiten beschouwing is gelaten.

Ach, wat moet die domme consument: De boer en tuinder mogen uiteindelijk zelf kiezen. Zelfs de Heer Doornbos van LTO wordt misleid. De boer kan ook niet kiezen. Veevoeder wordt hem ook zo aangeleverd, zonder analyse. Consument let op Uw zaak! De consument moet zich wapenen tegen nare gevolgen (DES, Agent Orange, Asbest en nu ook “betonrot” in 150.000 huizen! Oorzaak: sneller drogen, sneller afleveren sneller afbrokkelen. Hier staat ook zo’n 20 à 30 jaar voor).

Tot slot nog even de Heer Bergmans citeren: Absolute veiligheid is niet te bewijzen. Er zijn echter vele bewijzen van ONVEILIGHEID, en
de mogelijkheden om mensenlevens te redden (door Amikacin) mag je niet aantasten. Dat is een onrechtmatige daad!

 

L.Eijsten en J. van der Meulen


Zie ook


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.

 

Bezwaarschrift bij een ontwerpbeschikking betreffende herbicide-resistentie

Bezwaarschrift bij een ontwerpbeschikking betreffende herbicide-resistentie

Betreft aanvraag van D.J. van der Have BV, Kapelle om een vergunning voor veldproeven met niet-bloeiende GM glufosinaat-ammonium-resistente SUIKERBIETEN in 9 provincies.
Dossier BGGO 99/05.

Opmerkingen en bezwaren bij bovengenoemde Ontwerpbeschikking betr. Herbicide-resistentie Versie Februari 1999.

Gezien de belangrijkheid van de aangevoerde punten in onderstaand bezwaarschrift, zouden wij graag commentaren ontvangen. Ons adres vindt u onderaan de brief.

English text below.


Amsterdam, 5 april 1999.

Ministerie van VROM,
Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Stoffen, Veiligheid, Straling, ic 655,
T.a.v. mr drs P.J. Van der Meer,
Postbus 30945,
2500 GX DEN HAAG

Mijne Heren,

Betreft aanvraag van D.J. van der Have BV, Kapelle om een vergunning voor veldproeven met niet-bloeiende GM glufosinaat-ammonium-resistente SUIKERBIETEN in 9 provincies.
Dossier BGGO 99/05.

Opmerkingen en bezwaren bij bovengenoemde Ontwerpbeschikking betr. Herbicide-resistentie Versie Februari 1999.

Eerste opmerking

Onze eerste opmerking is, dat deze GMO nu eens geen antibioticum-resistentie gen als merker bevat. Dit is een belangrijke stap in de goede richting.

Wij suggereren daarom ook om dit feit in de titel van de beschikking (in overleg met Van der Have) te verwerken, b.v. “Suikerbiet met GLA-resitentie en een merker-systeem niet berustend op anti-bioticum-resitentie.”

Het door Van der Have gebruikte systeem (igpd gen) wordt eigenlijk niet veel genoemd, maar het is wel reeds lang bekend.

Tweede opmerking

De tweede opmerking gaat ook over merkersystemen. Wij vragen ons af, waarom het ingebrachte pat-gen niet als merker is gebruikt. Eventueel dus met zowel een prokaryotische promoter naast een eukaryotische promoter.

Derde opmerking

Deze opmerking betreft de advisering door COGEM. Voor deze Ontwerpbeschikking is uitgegaan van een advies van COGEM van 4 februari 1997 over een vrijwel identieke GGO ook van Van der Have uit 1996, BGGO 96/20, getiteld “Glufosinaat R via protoplasten”.

Het betreft dezelfde plant (suikerbiet) met dezelfde vector getransformeerd naar eerdere transformanten (TrE 8 en 9). De huidige aanvrage betreft transformant TrE 18. Bekijken we dit ADVIES, dan is er ten eerste sprake van een minderheidsstandpunt en ten tweede op het terugvallen voor het pat gen op nog oudere adviezen.

De zinsnede, dat er intussen geen nieuwe zaken aan het licht zouden zijn gekomen, die een bijstelling van het advies zouden rechtvaardigen, is geheel vrijblijvend. Uit niets blijkt, dat er een opdracht voor onderzoek is gedaan, dat deze opdracht is besproken en geëvalueerd.

Recentelijk heeft het CTB ook een aanvrage om GLA toe te laten op een genetisch gemodificeerd gewas afgewezen. Ook heeft de CTB de bestaande toelatingen van GLA verlengd tot 1 september 2000, omdat er nog een groot aantal vragen liggen, die beantwoord moeten worden.

Dit alles vinden wij helemaal niet zuiver op de graat.

Wij maken bezwaar tegen deze gang van zaken om op oude adviezen blind te varen. Het lijkt ons een kleine moeite om dit transparanter te maken, om ons bezwaar de wereld uit te helpen, door ALSNOG DE COGEM OM UPDATE VAN ADVIEZEN TE VRAGEN.

Vierde opmerking

Uit de plasmidekaart en de gevolgde transformatiemethode blijkt, dat de insertie ook een “origin of replication” kan bevatten. Beschouwingen over een eventueel risico hiervan ONTBREKEN.

Wij maken derhalve bezwaar tegen het ontbreken van risicobeschouwingen dienaangaande.

Vijfde opmerking

Het gaat hier om een glufosinaat-resistente suikerbiet. Wij krijgen dus te maken met de aanwezigheid van het eiwit (enzym) phosphinothricinacetyltransferase in de plant en dientengevolge ook met die aanwezigheid in
– bietenpulp – diervoeding – voedselketen
– melasse – diervoeding – voedselketen
– vinasse – restant na extractie van spiritus
– schuimaarde

Al deze producten zouden eventueel in het veevoeder-circuit terecht kunnen komen, resp. kunnen ook daarbuiten verwerkt worden, bijv. tot kattenbakkorrels of tot spiritus.

Een toxicologische evaluatie als veevoeder acht Van der Have niet van toepassing.

En een protocol voor de vrijwillige diervoedertoets bestaat NIET.

Wij willen er echter uitdrukkelijk op wijzen, dat Hoechst Schering (AgrEvo) lobbyed voor het inbrengen van glufosinaat-resistentie in gewassen en de gevaren van het eiwit phosphinothricinacetyltransferase probeert te bagatelliseren.

In 1987 verscheen het artikel:
Thomson, C. J. et al.
“Characterisation of the herbicide-resistance gene bar from S.hygroscopicus”
The EMBO Journal Vol. 6 no.9, pag. 2519-23.

Hierin is beschreven dat phosphinothricin-Acetyl-transferase ook glutaminezuur als substraat heeft.(Door de beide stoffen bij elkaar te voegen, en het reactie-produkt aan te tonen.)

Hoechst bestrijdt dit in een rapport (93-01):
Dr. Arno Schulz
“L-phosphinothricin N acetyltransferase
Biochemical Characterisation”

Hierin wordt glufosinaat TESAMEN met een grote overmaat glutaminezuur (en andere aminozuren) aan de werking van het acetyltransferase blootgesteld (met acetylbron).

Schulz kon GEEN reactieprodukt met glutaminezuur aantonen en concludeerde toen maar, dat glutaminezuur geen substraat zou zijn.

DIT IS ONJUIST EN ZEER MISLEIDEND omdat

  • in situaties waarin het acetyltransferase (aanwezig in de gemodificeerde plant) toxisch zou kunnen werken, zoals in ons maagdarmkanaal, de gelijktijdige aanwezigheid van grote hoeveelheden glufosinaat niet bestaat (zie Thomson). Ongelofelijk!
  • het onder de proefomstandigheden van Schulz logisch is, dat het acetyltransferase het glufosinaat gaat acetyleren met gebruikmaking van niet alleen de bijgevoegde acetylbron, maar ook met gebruikmaking van geacetyleerd glutaminezuur als acetylbron (omdat affiniteit van het transferase voor glufosinaat groter is).
    In een MENGSEL zal alleen een reaktieprodukt gevormd worden met het substraat waarvoor de meeste affiniteit bestaat.EEN ZEER MISLEIDEND RAPPORT.

Wij maken bezwaar tegen het ontwikkelen van een GMO waarin dit gen-produkt voorkomt.

Zesde opmerking.

Het herbicide-resitentie-gen wordt ingebracht als een cassette met de bloemkoolmozaikvirus promoter en terminator.

De aanwezigheid en vooral de MASSALE AANWEZIGHEID van deze (krachtige) promoter en terminator is ongewenst, omdat:

Bestaande virussen (met hun eigen promoter-terminator-cassette) nu meer de kans krijgen om door recombinatie hetzij hun gastheerbereik te vergroten, hetzij hun virulentie te vergroten.

Wij maken bezwaar tegen het ontbreken van een risico-beoordeling van dit onderdeel van de insertie.

Zevende opmerking.

In de ontwerpbeschikking is de beoordeling van de toxicologie van het herbicide, waarvoor de resistentie is ingebouwd, overgeheveld naar het CTB. Voor een GMO-toelating zouden ze niet relevant zijn.

Nu is het zo, inderdaad, dat de CTB een vinger in de pap heeft. Onlangs verbood zij zelfs het gebruik van glufosinaat-ammonium op een GMO (mais) welke hiervoor resistentie bezat.

Wat zal Van der Have hebben aan een suikerbiet met glufosinaat-resistentie die ditzelfde lot ten deel valt? Om het herbicide gebruik buiten beschouwing is struisvogelpolitiek of gemakzucht.

De Scientific Committee on Plants beoordeelt GMO’s ook inclusief het gebruik van herbiciden op de plant; zie hiervoor haar Guideline:

Guidance Document To Facilitate Notifiers In The Preparation Of Plant GMO Dossiers For Consideration By The Scientific Committee On Plants SCP/GMO/103-Final http://www.biotechknowledge.com/showlib.php3?1007

KERNPUNT daarbij is, dat de GMO een herbicide anders kan metaboliseren als een niet-gemodificeerde plant, en dat er andere residuen te verwachten zijn.

Het advies van SCP om een GGO toe te laten is dus MET INBEGRIP van het herbicide gebruik. (Dat herbicidegebruik kan ieder herbicide zijn, niet alleen speciaal het herbicide waarvoor resistentie is ingebouwd).

In geval van onze suikerbiet zal de resistentie er toe leiden, dat:

  • A. Er in het gehele groeiseizoen tegen onkruid kan worden gespoten, en de plant VOORTDUREND METABOLIETEN kan opstapelen, en niet alleen slechts op het einde van het groeiseizoen (om het SUIKERGEHALTE in de biet te verhogen – zie patent);
  • B. Er een nieuwe metaboliet (het geacetyleerde GLA) ontstaat, waaruit het GLA bij VERTERING weer VRIJKOMT.

Zowel A als B leiden ertoe, dat de toxicologie van GLA ook bij de beoordeling van het GMO zelf in het geding is, en dit niet alleen een zaak is van het CTB betr. het bestrijdingsmiddel.

Wij maken bezwaar tegen het ontwikkelen van een GMO met GLA resistentie, waarbij niet uitvoerig is ingegaan op de risico’s van GLA-toepassing.

Tenslotte geven wij hierbij een aantal punten, waarvan wij vinden, dat GLA en GLA-RESISTENTIE KWALIJKE ZAKEN zijn, welke ten onrechte als heel onschuldig worden voorgesteld.

1. Het zou niet teratogeen zijn volgens Hoechst:

E. Ebert et at.: Summery of safety Evaluation toxicity studies of Glufosinate ammonium. 1989/1990.

Afwijkingen gevonden bij het nageslacht van konijnen werden door Hoechst onder de tafel geveegd als zijnde een gevolg van de “maternal toxicity”!!

De toxiciteit op het moederdier zou haar verhinderen gezond nageslacht te krijgen! Wij vinden dit een vies spelletje met woorden.

Wij leggen daarnaast de onderzoekgegevens van Tomoko Fujii et at. 1996
“Alterations in the Response to Kainic Acid in Rats Exposed to Glufosinate Ammonium, a Herbicide, during Infantile Period” Studie gesponsored door het Japanse Ministry of Education, Science, Sports and Culture. Exposure to GLA, even in low doses (1 mg/kg) during Infantile Period in the rat, induces alterations in the kainic receptor in the brain.

T. Watanabe. 1996
“Apoptose induced by GLA in the neuroepithelium of developing mouse embryos in culture. Geprogrammeerde celdood door afscheiding van stoffen, welke de cel inwendig vernietigen; deze zelfmoord wordt gereguleerd door een zelfmoordgen, dat kennelijk door GLA wordt aangeklikt.

T. Watanabe et al. 1997.
“Developmental and Dysmorphogenic Effects of GLA in mouse Embryos in culture”. Misvormingen.

2. Het zou niet sensibiliserend zijn.

Het tegendeel van “Non-sensitizing properties”van GLA heb ik (Eijsten) aan den lijve ondervonden. Hierover heb ik reeds eerder melding gedaan. In 1992 werd ik gesensibiliseerd (iemand van de plantsoenendienst ging door met het bespuiten van grasranden in een park met Finale SL 14, terwijl ik daar op een bank zat te lezen – met mijn hond. Ogenschijnlijk niets aan de hand. Het jaar daarop echter liep ik met hond langs grasranden, die kort tevoren bespoten waren met dit herbicide en prompt 7 uren later zaten mijn benen vol eczeem. Volgende dag liep ik dezelfde route, maar nu met mouwloze blouse, en prompt waren ook mijn armen en gezicht vol eczeem. (Ook mijn hond had rode vlekken op zijn buik).

Hierover heb ik reeds vele malen verslag gedaan. Het ernstige is echter, dat men probeert deze feiten onder tafel te schuiven, b.v. met het argument van voedselallergie. (Brief van VWS, Hr. Top/ Mevr. Terpstra van 10 juni 1996).Een zeer wetenschappelijke mededeling. Op de ingestuurde foto was duidelijk te zien dat het eczeem voorkwam op onbeschermde lichaamsdelen! Ook was er op de rug van mijn handen geen eczeem -logischerwijze door handenwassen na het contact.

Onderzoek bij de dermatoloog bestond uit testen met patches met vasaline waarin het herbicide was aangebracht. Dus een hydrofiele stof werd getest met een hydrofobe stof. Logisch dat er geen effect na de test te zien was. Tot driemaal toe heeft de dermatoloog op dezelfde wijze getest, ondanks mijn verzoek te testen met een hydrofiele stof, b.v. Lanoline of puur op de huid.

Zijn argument was:”Ik doe het altijd zo”, hiermede zijn incompetentie uitende. Voordien had hij mij meegedeeld, dat hij dit herbicide niet kende, en mij verzocht dit herbicide mee te brengen. Dit was vreemd, daar Finale al zo’n 20 jaar gebruikt werd. Dat was ook de reden, dat ik diverse literatuur verzamelde over Finale en een Amerikaans boek liet zien waarin methoden stonden vermeld om sensibilisatie aan te tonen.

In de EU LEGISLATION worden vele methoden voorgeschreven om sensibilisatie aan te tonen. Ik vraag mij steeds af, wat de reden was dat hij geen andere test wilde doen. Ik vind dit allemaal zeer laakbaar.

Als dermatologen in Nederland allen zo handelen als “mijn dermatoloog”, dan worden er nooit gevallen van eczeem tengevolge van GLA aangetoond!

Wat is de reden om de juiste tests niet te doen?

Wij zijn de mening toegedaan, dat alles geprobeerd wordt om de schadelijke werking van GLA te verdoezelen. In het jaarverslag van Consument en Biotechnologie 1996/1997 werd vermeld, dat het rapport van Fujji uit 1996 aangaf dat hersenbeschadiging werd aangetoond met grote doses. Terwijl ik notabene op verzoek van C & B het bewuste rapport van Fujii uit 1996 aan hen had gestuurd. Dit rapport ging er juist om, dat met zéér kleine doses werd gewerkt (1 mg/kg). Op mijn klacht beloofde men mij een en ander te zullen corrigeren. Onlangs deelde men mij mede., dat er niets zal worden gecorrigeerd. Zonder motief waarom. Deze verdraaiing van de waarheid is een voorbeeld van foutief lobbyen.

Wij vinden het noodzakelijk het vorenstaande over sensibilisatie nogmaals mee te delen, in het kader van de gevaren die er bestaan bij spuiten van herbiciden en door de drift bij het telen van-kleinschalig of grootschalig-herbicide-resistente gewassen. Wet van Murphy.

Met de meeste hoogachting,

J. van der Meulen, L. Eijsten.

P.S.: wij zijn altijd bereid aangehaalde literatuur op Uw verzoek op te zenden.


Objection to a draft decision on herbicide resistance by J. van der Meulen, L. Eijsten FRAGMENT

GLA and glyphosate.

In 1987, the following article was published: Thomson, C. J. et al., ‘Characterisation of the herbicide-resistance gene bar from S.hygroscopicus’, EMBO Journal Vol. 6 No 9, pages 2519-23. It described how phosphinothricin-acetyltransferase also has glutamic acid as a substrate, by mixing the two substances and demonstrating the reaction product. Hoechst contested this in a report (93-01) by Dr Arno Schulz: ‘L-phosphinothricin N acetyltransferase biochemical characterisation’. Glufosinate had been exposed, TOGETHER with a seriously excessive amount of glutamic acid (and other amino acids) to the effects of the acetyltransferase. Schulz had been unable to demonstrate ANY reaction product with glutamic acid and thus concluded that glutamic acid was not a substrate.

THIS IS INCORRECT AND HIGHLY MISLEADING because • in situations in which the acetyltransferase (present in the modified plant) could have a toxic effect, as in our gastrointestinal tract, large quantities of glufosinate are not simultaneously present (see Thomson). Unbelievable! • it is only logical that, under Schulz’s test conditions, the acetyltransferase would acetylate the glufosinate using not only the added acetyl source but also acetylated glutamine acid as an acetyl source (because the transferase has a higher affinity for glufosinate). In a MIXTURE a reaction product will be produced only with the substrate for which it has the highest affinity.

A VERY MISLEADING REPORT. We object to the development of a GMO containing this gene product.

1. According to Hoechst, it is not teratogenic. E. Ebert et al.: ‘Summary of safety evaluation toxicity studies of glufosinate ammonium’, 1989/1990. Defects found in rabbit progeny were brushed under the carpet by Hoechst, which claimed that they were the result of ‘maternal toxicity’!! The toxic effect on the mother was claimed to prevent her giving birth to healthy progeny.

We believe they are playing fast and loose with the words they use. We would put forward instead the research data of Tomoko Fujii et al., from 1996: ‘Alterations in the Response to Kainic Acid in Rats Exposed to Glufosinate Ammonium, a Herbicide, during Infantile Period’, a study sponsored by the Japanese Ministry of Education, Science, Sports and Culture. ‘Exposure to GLA, even in low doses (1 mg/kg) during Infantile Period in the rat, induces alterations in the kainic receptor in the brain’. T. Watanabe, 1996: ‘Apoptose induced by GLA in the neuroepithelium of developing mouse embryos in culture’. Programmed cell death as a result of the secretion of substances which destroy the cell from within; this ‘suicide’ is regulated by a suicide gene which appears to be activated by GLA. T. Watanabe et al., 1997: ‘Developmental and dysmorphogenic effects of GLA in mouse embryos in culture’.

Deformities.

2. It is not considered to be sensitising.

Ms L. Eijsten discovered for herself the exact opposite of GLA’s ‘non-sensitising properties’, something she has reported previously. In 1992, she – and her dog – became sensitised: a parks department employee carried on spraying the edges of the grass in a park, where she was sitting reading on a bench, with Finale SL 14. Nothing apparently amiss.

However, a year later she was walking her dog by grass which had shortly before been sprayed with the same herbicide and promptly, seven hours later, her legs were covered in eczema. She walked the same route the next day, this time in a sleeveless blouse, and within no time her arms and face were also covered in eczema (the dog too had red patches on its stomach).

She has reported on this many times already. The serious thing is, however, that every attempt is made to brush these facts under the carpet, arguing that her symptoms were caused by a food allergy (letter of 10 June 1996 from Mr Top / Ms Terpstra at the Netherlands Ministry of Health, Welfare and Sport (VWS); a very scientific communication.

The photograph sent showed clearly that the eczema was on unprotected parts of Ms Eijsten’s body. And there was no eczema on the back of her hands – logically, because she had washed her hands after the contact. A dermatologist carried out tests involving patches with Vaseline to which the herbicide had been added.

This meant that a hydrophilic substances was being tested using a hydrophobic substance. It was logical that no effect should be visible after the test. The dermatologist carried out tests in the same way three times, despite Ms Eijsten’s request that a hydrophilic substances, such as lanolin, be used, or that the herbicide be tested on her skin by itself.

His argument was that he always worked that way, thus making his incompetence clear. He had previously told her that he did not know the herbicide in question and had asked her to bring some with her. That was strange, because Finale had already been in use for some 20 years.

This was also why she collected various articles about Finale and showed the dermatologist an American book describing methods for demonstrating sensitisation. EU LEGISLATION prescribes many methods for demonstrating sensitisation. Ms Eijsten constantly wondered why the dermatologist did not want to carry out any different tests. She found this all very improper. If all dermatologists in the Netherlands took the same approach as ‘her dermatologist’, no cases of eczema resulting from GLA would ever be found!

Why should the correct tests not be done? We believe that everything possible is being done to cover up the harmful effects of GLA. The annual report of the organisation Consument en Biotechnologie for 1996/1997 reported that Fujii’s 1996 report stated that high doses had been found to cause brain damage.

And it should be noted that it was Ms Eijsten who sent the report in question to Consument en Biotechnologie, at their request. The report concerned precisely the fact that the work had been done using very small doses (1 mg/kg). When she complained, they promised to correct the errors.

Recently she was informed that no correction is to be made. No reason was given. This twisting of the truth is an example of false lobbying. We believe that the above information on sensitisation has to be communicated once again, against the background of the dangers which arise when herbicides are sprayed and as a result of drift when herbicideresistant crops are cultivated, be it on a large or a small scale. Murphy’s law.

Extract from: Objection to a draft decision on herbicide resistance by J. van der Meulen, L. Eijsten


Archief TSS:  Bezwaarschriften en commentaren van Lily Eijsten.